H4 4th lesson St st week 38

TODAY'S PROGRAMME
1.INSTRUCTION: prefix and suffix
2)10/15-minute-test (formative) on present simple vs continuous
3)chpt. 1: habits & trends part E ex. 21, 22 on p.27-28
4)Homework: do chpt 1 part F Listening ex. 33,35 on p. 38-41 AND learn words F on p.59 + prefix/suffix on p.60
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

TODAY'S PROGRAMME
1.INSTRUCTION: prefix and suffix
2)10/15-minute-test (formative) on present simple vs continuous
3)chpt. 1: habits & trends part E ex. 21, 22 on p.27-28
4)Homework: do chpt 1 part F Listening ex. 33,35 on p. 38-41 AND learn words F on p.59 + prefix/suffix on p.60

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 prefix = voorvoegsel
Een stukje vóór het kernwoord waardoor het woord van betekenis verandert:
Bijvoorbeeld: 
on (=voorvoegsel) + rustig = onrustig
ex (=voorvoegsel) + man = ex-man
ENGLISH:
like - dislike / happy - unhappy / write - rewrite / legal - illegal

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prefixes
non-/un-/im-/il-/in-/ir- 
non-profit/illegal/impossible

Re-
return / revisit/ replay

Mis-
miscommunication  

Dis-
disappear / dislike
Give an opposite meaning to a word.


Again


Negative meaning


Opposite or negative meaning

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

suffix = achtervoegsel
Er zijn veel woorden die eindigen op -heid, -lijk, -ing, -ig, -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch
Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
Hiermee verander je de betekenis en/of de woordsoort.
geluk - gelukkig
open - openlijk - openheid - openbaar - openbaring
ENGLISH:
love - lovely / cheer - cheerful / music - musical

Slide 4 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Suffixes
-er
slower, faster, easier 

-ness
kindness, happiness

-ing
painting

-ment
payment
Comparison / a person or thing that does a certain action.

To turn an adverb/adjective into a noun.


To turn a product, material or a verb into a noun.

To change a verb into a noun.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix

...proper
A
un-
B
im-
C
in-
D
dis-

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

respect...
A
-less
B
-ible
C
-ful
D
-able

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To change the verb punish into a noun, you can add....
A
-ment
B
-ing
C
-ness
D
-able

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct suffix

regular...
A
-ed
B
-ing
C
-al
D
-ly

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix

...sufficient
A
im-
B
un-
C
in-
D
a-

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix AND suffix

...honour...
A
dis-
B
un-
C
-ible
D
-able

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is the correct opposite of honest?
A
dishonest
B
unhonest
C
mishonest
D
imhonest

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is the correct opposite of reliable?
A
disreliable
B
unreliable
C
imreliable
D
irreliable

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GET STARTED
2)10/15-minute-test on present simple vs continuous
3)chpt. 1: habits & trends part E ex. 21, 22 on p.27-28
4)Homework: do chpt 1 part F Listening ex. 33,35 on p. 38-41 AND learn words F on p.59 + prefix/suffix on p.60
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies