Navigeren met een Atlas

Navigeren met een Atlas

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je werken met een atlas en locaties opzoeken.

Leg aan het begin van de les het leerdoel uit aan de leerlingen.

Wat weet je al over het werken met een atlas?

Wat is een atlas?

Een atlas is een boek met kaarten van de wereld, landen, regio's, enzovoort.

Geef een korte uitleg over wat een atlas is en waar het voor wordt gebruikt.

Onderdelen van een atlas

Een atlas bestaat uit kaarten, een legenda, een index en soms ook extra informatie over landen en steden.

Beschrijf de verschillende onderdelen van een atlas en geef voorbeelden.

Kaartlezen

Bij het werken met een atlas is het belangrijk om te weten hoe je kaarten moet lezen: schaal, legenda, coördinaten, enzovoort.

Leg uit welke vaardigheden nodig zijn om een kaart correct te kunnen lezen.

Locaties opzoeken

In een atlas kun je locaties opzoeken door gebruik te maken van de index of coördinaten.

Laat de leerlingen zien hoe ze locaties kunnen opzoeken in de atlas door middel van praktische voorbeelden.

Schaal en afstanden

De schaal op een kaart geeft aan hoeveel de werkelijkheid verkleind is. Hiermee kun je afstanden meten.

Leg uit hoe de schaal op een kaart werkt en hoe leerlingen afstanden kunnen meten.

Kaartprojecties

Een kaartprojectie is een manier om de gebogen oppervlakte van de aarde op een platte kaart weer te geven.

Geef een eenvoudige uitleg over kaartprojecties en bespreek enkele veelgebruikte projectiemethoden.

Oefenen met een atlas

Laat de leerlingen zelfstandig oefenen met het werken met een atlas door opdrachten uit te voeren.

Bied oefeningen aan waarbij leerlingen verschillende vaardigheden kunnen oefenen, zoals locaties opzoeken en afstanden meten.

Toepassingen van een atlas

Een atlas kan worden gebruikt om te reizen, geografische informatie op te zoeken, en nog veel meer.

Bespreek enkele toepassingen van een atlas om het belang ervan te benadrukken.

Samenvatting

Herhaal de belangrijkste punten over het werken met een atlas en beantwoord eventuele vragen van de leerlingen.

Vat de les samen en geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.