Woordsoorten 3BB

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Woordsoorten

Welke woordsoorten kennen we al?

Woordsoorten

Rotterdam

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Lidwoord

noem een lidwoord:

Rijst

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

auto

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Het

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Waar staat het bijvoeglijk naamwoord meestal?

1. achter het zelfstandig naamwoord
2. voor het zelfstandig naamwoord

gedachte

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Dronken

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. lidwoord

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.

1. auto is bijvoeglijk naamwoord
2. Jan is bijvoeglijk naamwoord
3. nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Lopen

1. Werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

rijdt

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. voorzetsel

Wat is een werkwoord?

Wat is geen woordsoort?

1. Voorzetsel
2. Lijdend voorwerp
3. Werkwoord
4. Lidwoord

Welk woordsoort is 'zwemmen'?

1. werkwoord
2. voorzetsel
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Werkwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

Ik heb een WOLLEN trui

1. zelfstandig naamwoord
2. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord

'racefiets' is een ...

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Hoeveel lidwoorden zijn er?

1. 2
2. 3
3. 4
4. Oneindig veel

zelfstandig naamwoord

1. mensen, planten, dieren, dingen
2. mensen, planten, dieren, lidwoorden
3. mensen en dieren
4. mensen, lidwoorden

Het schijnt dat de grote man een tas en een gsm gestolen heeft in de buurt van het park.

Deze zin bevat:

1. 4 lidwoorden
2. 5 lidwoorden
3. 6 lidwoorden
4. 7 lidwoorden

Maak een foto van een werkwoord

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. naast
3. fietsen
4. fles

Noem een voorbeeld van een voorzetsel:

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.

lw

zn

vz

bn

vw

ww

de

hoewel

op

regen

bedachte

behandeld

Wat is het voorzetsel in de zin?

'Hij liep hard tegen de tafelpunt aan.'

1. hard
2. tafelpunt
3. er staat geen voorzetsel in de zin
4. tegen

Wat heb je van deze les geleerd?