Examentraining digitaal 4B/K herhaling

Veel gemaakte fouten en herhaling van de belangrijkste onderdelen van het Examen
.....

CDE Biologie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Veel gemaakte fouten en herhaling van de belangrijkste onderdelen van het Examen
.....

CDE Biologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesvaardigheid
  • Lees de tekst goed door. 
  • Lees de vraag.
  • Lees nogmaals de tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvaardigheden
Bij het berekenen van iets moet je de vraag goed lezen. Neem de moeite, want het is zonde om de punten te laten liggen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De oma van Esther heeft zich tijdens het fietsen maximaal ingespannen. Haar hartslag is 150 samentrekkingen per minuut. Deze waarde is afhankelijk van de leeftijd. Je kunt de maximale hartslag als volgt berekenen:
220 - leeftijd = maximale hartslag.

Wat is de maximale hartslag van oma en wat is haar leeftijd?
A
hartslag: 140 leeftijd: 80
B
hartslag: 135 leeftijd: 85
C
hartslag: 150 leeftijd: 70
D
hartslag: 120 leeftijd: 100

Slide 4 - Quizvraag

220 - 150 = 70

C is juist


Antwoorden..
Geef antwoord op wat gevraagd wordt (in je eigen woorden).
Schrijf geen dingen op die niet gevraagd zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meerkeuzevragen (groot deel!)
Weet je het antwoord op een meerkeuzevraag niet, ga dan niet meteen gokken.
Kijk eerst of je antwoorden kunt wegstrepen die sowieso fout zijn.
Kijk dan tussen de overgebleven antwoorden nogmaals of je het antwoord nu misschien wel weet.
Zo niet, gok dan pas één van de overgebleven antwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van insectenbloemen en windbloemen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de bloem op de foto is insectenbestuiving belangrijk.

Waaraan kun je dat zien?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Levenscyclus plant



-Zaad
-Kiemplant
-Volwassen plant
-Bloem
-Vrucht

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil (alleen 
kader)
Mitose 
(gewone celdeling)                            Van 46 -> 46                                                                          
Meiose   
(reductie deling)                                      Van 46 -> 23                                                      

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dag 14:
Ovulatie
gele lichaam: alleen kader

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgorde licht in het oog

  • Hoornvlies
  • Pupil
  • Lens
  • Glasachtig lichaam
  • Gele vlek (netvlies)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De samenstelling van bloed.
Het bloed bestaat uit plasma, witte bloedcellen, bloedplaatjes en rode bloedcellen.

Elk onderdeel heeft zijn eigen functies.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rode bloedcel.
Vorm; rond met een deukje in het midden. Ze hebben geen celkern.

Functie: vervoeren van zuurstof
Bevat  ijzerhoudende stof: hemoglobine.
Gemaakt in: rode beenmerg (bot)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De witte bloedcel.
Vorm: heeft geen vaste vorm. Heeft wel een celkern.

Functie: maken ziekteverwekkers dood.
Etter/pus bestaan uit witte bloedcellen met dode ziekteverwekkers.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes.
Vorm: als propjes met armen. zijn restanten van uiteengevallen cellen.

Functie: zorgen voor de bloedstollen. 
Vormen een web bij een wondje. (het korstje)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Profvoetballers trainen veel. Tijdens het trainen verliezen ze veel energie. Deze energie vullen ze na de training aan door een drankje te drinken met daarin veel glucose. De glucose wordt na opname in het bloed naar de lever vervoerd.

Waar in het bloed bevindt de glucose zich vooral?
A
in de bloedplaatjes
B
in de rode bloedcellen
C
in de witte bloedcellen
D
in het bloedplasma

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slagader
  • Wijde vaten
  • Dikke gespierde wanden
  • Van hart naar organen
  • Elastisch
  • Alleen kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader
  • De slag van het hart is er in te voelen (pols)
  • Meeste liggen dieper in het lichaam

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aders
  • Dunner dan slagaders
  • Dunne weinig gespierde wanden
  • Van organen naar hart
  • Bevat veel kleppen (om de 10 cm) om terugstromen                                   bloed te voorkomen
  • Geen slagkracht van hart te voelen
  • Holle aders voeren bloed terug naar hart

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 rijken 
cellen 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Celkenmerken
  • Op basis van celkenmerken 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plantaardige cellen hebben een kern.
Niet alle levende organismen hebben een kern in hun cellen.

Welke eencelligen hebben GEEN kern?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Biotische & abiotische factoren (kader)
Levende factoren
Levenloze factoren
basis
basis

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselketen



Voedselketen
  • Een voedselketen begint altijd met een plant/producent. (maakt organische stoffen: suiker/ glucose)
  • Pijlen gaan van links naar rechts!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je moet de lagen van buiten naar binnen goed kennen.
  • Ook wat waar zit!
Lagen van de huid

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het uitscheidingsstelsel

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12-vingerigedarm, lever, galblaas, alvleesklier. 
Wat komt waar uit?

Slide 27 - Tekstslide

lever produceert gal --> opgeslagen in galblaas. vetten worden kleiner gemaakt --> Emulgeren

alvleesklier produceert alvleessap. Samen met gal verteert dit vetten.


Verteringstelsel
-  Speekselklier
-> koolhydraten
-  Maagsapklieren
- > eiwitten
- De lever en zijn gal -> emulgeren vetten
- Alvleesklier -> eiwitten, vetten en koolhydraten
 - Darmsapklieren  -> eiwitten, vetten en koolhydraten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het maken van een onderzoeksplan/werkplan
  1. Vraagstelling/onderzoeksvraag
  2. Hypothese (wat denk je?)
  3. Werkwijze (Wat ga je doen?)
  4. Benodigdheden (Wat heb je nodig?)
  5. Resultaten (Wat zie je, verwerkt in tabellen of grafieken)     Let op! Dit is nog geen antwoord op je vraag!
  6. Conclusie (Antwoord op je onderzoeksvraag)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetenschappers hebben jonge kinderen met overgewicht onderzocht. Ze wilden weten of kinderen met overgewicht meer kans hebben om later het metabool syndroom te krijgen. In een verslag van hun onderzoek staat: "Als jonge kinderen overgewicht hebben, dan hebben ze een vergrote kans op het metabool syndroom."

Bij welk deel van hun verslag past deze zin?
A
Bij hun onderzoeksvraag
B
bij hun resultaten
C
bij hun verwachtingen
D
bij hun werkwijze

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
Verbranding

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van groot naar klein

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewustwoording
Bewustwording vindt plaats in grote hersenen. Pas als de impulsen daar aankomen, ben je je bewust dat de bonbons voor je neus staan.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Typen zenuwcellen (alleen kader)
Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 typen zenuwcellen:
  1. Gevoelszenuwcellen
  2. Schakelcellen 
  3. Bewegingszenuwcellen
uitloper
uitloper

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Succes allemaal!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies