tekst 11 Aeneas vlucht uit Troje

Aeneas vlucht uit Troje
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aeneas vlucht uit Troje

Slide 1 - Tekstslide

Kijk je vertaling na (r.1-4)
Na 10 jaren nemen de Grieken de stad Troje in.
Zij steken de huizen in brand, doden de echtgenoten, grijpen de vrouwen en maken de jongens slaven.
De overige Trojanen verlangen te vluchten.
Aeneas leidt de Trojanen.
Bij een tempel buiten de stad komen zij samen met vrouwen en kinderen. 

Slide 2 - Tekstslide

Kijk na: (r.5-9)
Maar Aeneas ziet zijn vrouw Creusa niet meer.
Door grote liefde gaat hij de stad weer binnen, waar hij de schim van zijn vrouw ziet.
Hij voelt enorm verdriet, maar wegens tranen zegt Aeneas niets.
Hij probeert Creusa vast te pakken, maar tevergeefs.
De schim beveelt Aeneas de stad te verlaten en naar een nieuw vaderland te gaan.


Slide 3 - Tekstslide

Kijk na (r.10-14)
Daarna komen zij met grote schepen aan in Afrika, waar koningin Dido regeert.

Aeneas verlangt al/heel zijn liefde te geven aan de koningin, maar de vader van de goden verbiedt het.
Hij moet naar Italië gaan, hij moet de slechte koningin verlaten.
En de koningin?
Ongelukkig verlangt zij (naar) de dood met een zwaard.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weegt zwaarder: liefde of plichtsgevoel?

Slide 5 - Woordweb

Aeneas moet ook kiezen tussen liefde en plichtsgevoel. Leg dit uit.

Slide 6 - Open vraag

r. 1 annos: welke naamval en waarom vereist?

Slide 7 - Open vraag

r.4 feminis. welke naamval en waarom vereist?

Slide 8 - Open vraag

r. 5 amore. Welke naamval en waarom vereist?

Slide 9 - Open vraag

r.8 Creusam. welke naamval en waarom vereist?

Slide 10 - Open vraag

Tussen r.9 en 10 is sprake van versnelling van het verteltempo. Leg uit.

Slide 11 - Open vraag

r.12 pater deorum: wie is dat?

Slide 12 - Open vraag

Met welk Latijns woord congrueert infelix in r.13?
A
r. 13 malam
B
r.13 regina
C
r.13 mortemr
D
r.14 cupit

Slide 13 - Quizvraag