De mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en de menstruatiecyclus

De mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en de menstruatiecyclus
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en de menstruatiecyclus

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de onderdelen van de mannelijke voortplantingsorganen benoemen en hun functies beschrijven. Aan het einde van de les kun je de onderdelen van de vrouwelijke voortplantingsorganen benoemen en hun functies beschrijven. Aan het einde van de les kun je de verschillende fasen van de menstruatiecyclus beschrijven en aangeven wanneer de vruchtbare periode plaatsvindt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen en de menstruatiecyclus?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen en functies van de mannelijke voortplantingsorganen
  • Penis, eikel, voorhuid
  • Urineblaas, zaadblaasje, prostaat
  • Zaadleider, zwellichaam, urinebuis
  • Bijbal, teelbal, balzak

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderdelen en functies van de vrouwelijke voortplantingsorganen
  • Baarmoeder, eileider, eierstok
  • Urineblaas, urinebuis, vagina

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De menstruatiecyclus en vruchtbaarheid
  • Menstruatie, minder vruchtbare periode
  • Vruchtbare periode, eisprong

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
Penis: mannelijk orgaan voor seksuele functie en urinelozing.
Eikel: het gevoelige uiteinde van de penis.
Voorhuid: de huid die de eikel bedekt wanneer de penis niet erect is.
Urineblaas: orgaan dat urine opslaat.
Zaadblaasje: produceert vloeistof die deel uitmaakt van sperma.
Prostaat: klier die een vloeistof produceert die bijdraagt aan de levensvatbaarheid van sperma.
Zaadleider: buis die sperma vervoert van de bijbal naar de urinebuis.
Zwellichaam: weefsel in de penis dat zich met bloed vult tijdens een erectie.
Urinebuis: kanaal waardoor urine en sperma het lichaam verlaten.
Bijbal: opslagplaats voor rijpende spermacellen.
Teelbal: produceert spermacellen en testosteron.
Balzak: houdt de teelballen op een temperatuur die lager is dan de lichaamstemperatuur voor een optimale spermaproductie.
Baarmoeder: orgaan waarin een bevruchte eicel zich kan ontwikkelen tot een foetus.
Eileider: buis waarlangs eicellen van de eierstok naar de baarmoeder vervoerd worden.
Eierstok: orgaan dat eicellen produceert en hormonen zoals oestrogeen en progesteron.
Vagina: geboortekanaal en ontvangend orgaan voor de penis tijdens geslachtsgemeenschap.
Menstruatie: maandelijkse afscheiding van bloed en weefsel van de binnenwand van de baarmoeder.
Vruchtbare periode: tijd rond de eisprong waarin een vrouw het meest waarschijnlijk zwanger kan worden.
Eisprong: het moment waarop een eierstok een eicel vrijgeeft.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 8 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.