Formuleren van antwoorden

Schoolexamen maken
Hoe formuleer ik een goed antwoord? 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Schoolexamen maken
Hoe formuleer ik een goed antwoord? 

Slide 1 - Tekstslide

Tips voor tijdens het maken (1)

  • Je hebt tijd genoeg: gebruik dus alle tijd die je nodig hebt

  • Je mag een woordenboek gebruiken (zelf meebrengen, maar je mag er niets in zetten!)
  • Neem een markeerstift mee, zodat je belangrijke zaken in de toets kan onderstrepen. 

Slide 2 - Tekstslide

Tips voor tijdens het maken (2)
  • Wat wordt er algemeen gevraagd?

  • Wat weet ik daarvan?

  • Wat wordt er specifiek gevraagd?

  • Waar stond dat ook al weer in het boek? Probeer te herinneren in welke tekst het stond. 

  • Weet je een vraag niet? Bekijk dan eens de rest van het examen

Slide 3 - Tekstslide

Tips voor tijdens het maken (3)
  • Werk netjes, zodat je het zelf ook nog begrijpt.

  • Sla tussen elke opdracht een regel over

  • Schrijf zo compleet mogelijk op. 

  • Lees na het maken van alle vragen de toets nog eens goed door.

Slide 4 - Tekstslide

Tips voor tijdens het maken (4)
  • Schrijf niet teveel redenen op als er bijv: 2 gevraagd worden. Alleen de eerste 2 mogen worden goedgerekend

  • Meerkeuzevragen: beantwoorden met een hoofdletter
  • Meerkeuzevragen: altijd een antwoord geven
  • Meerkeuzevragen: altijd één (1) antwoord geven
  • Meerkeuze streep de foute antwoorden weg
  • Doe het zo: doe je ook zo!

Slide 5 - Tekstslide

Wat voor soort vragen kun je verwachten?

Slide 6 - Tekstslide

Geef twee (verschillende) voorbeelden

In tekst 6 komt een bepaald dilemma van de rechtsstaat aan de orde.
-->  Welk dilemma is dit? Leg je antwoord uit met twee voorbeelden uit
tekst 6. 

  • Er staat voorbeelden, geen voordelen

  • Verschillend is verschillend (en niet hetzelfde)

  • En even goed tellen: twee is twee, niet één en niet drie.

  • Alleen de eerste twee mogen worden nagekeken, soms zelfs helemaal fout als er teveel worden gegeven.

Slide 7 - Tekstslide

Verklaring voor een ontwikkeling

  • Hier worden eigenlijk twee dingen gevraagd: 
Welke ontwikkeling zie je?
Welke verklaring heb je hiervoor?

  • Eerst kijken wat (ontwikkeling) je ziet...

  • ...dan gaan uitleggen (verklaren)

Slide 8 - Tekstslide


Zie tekst 2.
Kun je uit tekst 2 afleiden of Asscher, toen hij het interview gaf, lid was
van een coalitiepartij of van een oppositiepartij? Geef een verklaring voor
je antwoord. 
Geef een reden...
  • Met andere woorden: een verklaring

  • Gaat de vraag specifiek over de bron of kan de vraag ook over een andere bron worden gesteld?

  • Bij deze opdracht is dat laatste het geval

Slide 9 - Tekstslide

Tekstbronnen
  • Wie is de maker van de bron?

  • Hoe komt de maker van de bron aan zijn informatie

  • Zelf meegemaakt (direct) of van anderen (indirect) gehoord?

  • Betrouwbaar of onbetrouwbaar?

  • Wil de maker van de bron vertellen wat er echt is gebeurd, of wil hij de mensen iets laten geloven?

Slide 10 - Tekstslide

We gaan oefenen

Slide 11 - Tekstslide

Tekst 18 is afkomstig uit een document waarin de kernvisie van een
politieke partij is opgeschreven.

 Gebruik tekst 18: Tot welke politieke stroming behoort deze politieke partij?

Slide 12 - Open vraag

Het politieke besluitvormingsproces verloopt in een aantal fasen.
In welke fase is de besluitvorming over de Mediawet in tekst 16 blijven steken?
A
fase 1: noemen van wensen / het (h)erkennen van het probleem als politiek probleem
B
fase 2: vergelijken of afwegen van wensen of behoeften: de politiek komt met oplossingen
C
fase 3: het nemen van besluiten
D
fase 4: het uitvoeren van besluiten

Slide 13 - Quizvraag

Waarom komt de Eerste Kamer niet zelf met een aanpassing van de Mediawet?

Slide 14 - Open vraag

Frits Bakker vindt de financiering van de rechtspraak in Nederland te veel
een politieke keuze en vindt dat niet in een rechtsstaat horen.
Welk kenmerk van de rechtsstaat wordt volgens Bakker aangetast?

Slide 15 - Open vraag

De rechter in de tekst verwijst naar de trias politica.
 Welke twee machten zijn volgens de rechter ‘verregaand
gedemocratiseerd’?

Slide 16 - Open vraag

Vraag: Leg uit op welk liberaal uitgangspunt met betrekking tot het individu de
JOVD Amsterdam het standpunt baseert.
Dit is het antwoord:
Op het liberale uitgangspunt: eigen verantwoordelijkheid , want daar is hier sprake van

Heeft de persoon het antwoord juist geformuleerd?


😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Van welk recht dat het parlement heeft, wil het Kamerlid in tekst 16
gebruik maken?
A
budgetrecht
B
recht van initatief
C
recht van amendement
D
recht van interpellatie

Slide 18 - Quizvraag

GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft
daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken.
Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen
van een motie?
Antwoord: GroenLinks maakt gebruik van uitvoerende macht, want ze wil zorgen dat het kinderpardon wordt uitgevoerd
Hoe vind jij dat dit antwoord is geformuleerd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft
daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken.
Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen
van een motie?
Antwoord:
GroenLinks maakt gebruik van wetgevende taak omdat hier een wet gemaakt wordt om kinderpardon te verruimen.

Slide 20 - Poll

GroenLinks wil dat het kinderpardon wordt verruimd. De partij heeft
daarvoor een motie ingediend tijdens een debat over asielzaken.
Welke taak van de Tweede Kamer oefent GroenLinks uit met het indienen
van een motie?
Antwoord:
GroenLinks maakt gebruik van controlerende taak van de Tweede Kamer want ze controleren de regels rondom het kinderpardon.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Op afbeelding 1 stond oorspronkelijk ook nog de naam van een politieke
stroming.
Wat stond er op de afbeelding?
A
www.christendemocratie.nu
B
www.liberalisme.nu
C
www.rechtsextremisme.nu
D
www.socialisme.nu

Slide 22 - Quizvraag

Welk grondrecht heeft op de puntjes in de tekst gestaan?

Slide 23 - Open vraag