4.5, 4.8, 4.9 - hv2

Welkom!
Paragraaf 4.5, 4.8 en 4.9
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Paragraaf 4.5, 4.8 en 4.9

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Na deze les heb je geoefend met de theorie van paragraaf 4.5, 4.8 en 4.9 en weet je waar je nog aan moet werken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woordsoort in het onderstreepte woord in de zin?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Jan komt altijd te laat op school
A
bijvoeglijk naamwoord
B
telwoord
C
bijwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

altijd 

Uitgeput bezocht de dorstige vrouw drie cafés.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
telwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Vanavond gaan wij met vier mensen pasta eten.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zij gaven elkaar de schuld.
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie heeft er goed geleerd voor de toets?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Haar broer was altijd heel lief tegen zijn ouders.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Die meisjes plagen Piet altijd.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Weet jij nog wat wij elkaar voor Sinterklaas hebben gegeven?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het zijn slordige mensen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Janneke is in de keuken of in de tuin.
A
voegwoord
B
telwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik ben echt ontzettend lang niet naar de kapper geweest.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De hoge boom was door de wind helemaal omgewaaid.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik eet niet graag paprika, maar paprikachips vind ik wel erg lekker.
A
telwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
bijwoord
D
voegwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Irma belde naar de kapper om te vragen of er plek was.
A
telwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voegwoord
D
werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort bij de betekenis?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nieuwe ideeën geven
A
omwille van
B
reduceren
C
inspireren
D
wijselijk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

overdreven hartstochtelijk, dramatisch
A
achteloos
B
pathetisch
C
buitenissig
D
prompt

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voorliefde voor
A
een hang naar
B
de irritatie
C
de kreet
D
achteloos

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verminderen, terugbrengen
A
individueel
B
omwille van
C
wijselijk
D
reduceren

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke betekenis hoort bij het woord?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in spe
A
in de toekomst
B
gerieflijk, luxe
C
vreemd, ongewoon
D
van tevoren

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

buitenissig
A
kleding
B
vreemd, ongewoon
C
precies het beeld dat je verwacht
D
normaal, vaak voorkomend

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vaste prik
A
normaal, vaak voorkomend
B
alledaags, gewoon
C
meteen, direct
D
precies het beeld dat je verwacht

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de juiste vorm van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
voorbeeld:
uitgestald            De .......... kleren
                          (uitgestalde)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(verkocht) Het ........ boek

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(gestrand) Het ......... schip

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(gered) De.........leerling

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
vacuüm
B
vacuum

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
financieël
B
financieel
C
financiëel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
Tweeen
B
tweeën
C
tweën

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
Kolonieën
B
koloniën

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is juist?
A
kopiën
B
kopieën

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Leren voor de toets

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies