Grammatica h 2 VOEGWOORDEN SAMENGESTELDE ZINNEN


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica h 2

Slide 2 - Tekstslide

samengestelde zinnen

doelen:
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • ik kan voegwoorden herkennen en in een zin gebruiken
  • Ik kan de persoonsvormen in samengestelde zinnen vinden.



Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die bij elkaar gevoegd zijn.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 4 - Tekstslide

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Als je een plastic tasje wilt gebruiken, moet je daarvoor betalen.
B
Na het kampioensfeest hebben alle spelers van het team de volgende dag de troep opgeruimd.
C
Jarno heeft een afspraak met de orthodontist gemaakt, omdat zijn beugel los zit.
D
In China gebruiken steeds meer mensen de fiets.

Slide 5 - Quizvraag

Hoe herken je samengestelde zinnen?
A
Door meerdere persoonsvormen en een of meerdere voegwoorden
B
Door één persoonsvorm en géén voegwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.
A
want
B
daarom
C
maar
D
terwijl

Slide 7 - Quizvraag

Voegwoord 
Samengestelde zinnen plak je aan elkaar met een voegwoord.

Voorbeelden: want, omdat, maar, en, terwijl


De leerling leent een pen, want hij is zijn etui vergeten.

Slide 8 - Tekstslide

We hebben heel veel voegwoorden in het Nederlands. 
Veel voorkomende voegwoorden zijn: en, of, maar, want, dat, omdat, doordat, nadat, voordat, zodat, als, dus, sinds, toen, wanneer, zoals, terwijl

Slide 9 - Tekstslide

En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus
zijn:
A
samengestelde zinnen
B
voegwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Bij alle voegwoorden plaats je een komma voor het voegwoord.
Behalve bij het voegwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 11 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je een voegwoord?
A
Om een vraag te stellen.
B
Om te weten of er een d of t komt.
C
Om twee zinnen aan elkaar te plakken.

Slide 12 - Quizvraag

..... ik naar de bus loop, praat ik met Harry. Welk voegwoord mist hier?
A
Maar
B
Of
C
Terwijl
D
Want

Slide 13 - Quizvraag