Vooroordelen en stereotypen

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vooroordelen en stereotypen

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
- Hoe maak jij een inschatting van mensen?
- Je kunt vertellen wat een stereotype is
- Je kunt vertellen wat een vooroordeel is
- Je kunt vertellen wanneer inschatten en beoordelen van mensen een probleem is

Slide 3 - Tekstslide

Pizza Verdi
https://filmeducatie.nl/aan-de-slag/film/pizza-verdi

Slide 4 - Tekstslide

Kijk en schrijf
1. Wat denk je dat er gaat gebeuren?
2. Waarom denk je dat?

Slide 5 - Tekstslide

2.
1. Klopt je voorspelling?
2. Schrijf een nieuwe voorspelling op

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een stereotype en wat is een vooroordeel?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Waar denk je aan bij het woord ‘stereotype’ en het woord ‘vooroordeel’?

Opdracht: schrijf op de poster (in groepjes), doe het samen.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld:
Vooroordeel
Stereotype

Slide 11 - Tekstslide

In het woordenboek staat:
Een stereotype is een vaststaand beeld van bijvoorbeeld een groep mensen dat niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid, of een deel van de werkelijkheid buiten proportie vergroot. 


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
1. Bedenk een stereotype uit het land waar jij vandaan komt.

Voorbeeld: alle Nederlanders eten kaas.

2. Bedenk nog een stereotype van een Nederlander

3. Wat speelt een grote rol bij het vormen van stereotypen?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

In het woordenboek staat:
Een vooroordeel is een mening die niet op feiten, kennis, ervaring of waarneming is gebaseerd, en daarom niet-rationeel is. 
Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen, zonder dat er rationele overwegingen aan ten grondslag liggen. Het gaat bijvoorbeeld over één geïsoleerd kenmerk van een stereotype.


Slide 15 - Tekstslide

Parijs
Parijs

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Opdracht:
Noem een vooroordeel dat mensen over jou hebben.

Voorbeeld:
 Mensen denken dat ik alles weet over de
Nederlandse taal, omdat ik docent Nederlands ben.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht:
Noem een situatie waarin het goed kan zijn dat je een vooroordeel hebt
 en een waarin het slecht is. 

Slide 20 - Tekstslide