In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
Wat gaan we doen?
-Stilstaan bij de verkiezingen
-Lezen
-Ontleden
Slide 1 - Tekstslide
Samen lezen (blz. 138 hb)
Slide 2 - Tekstslide
Woordsoorten
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
Slide 3 - Tekstslide
Doelen
Je kent:
het begrip lidwoord
het begrip zelfstandig naamwoord
het begrip bijvoeglijk naamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Welke lidwoorden ken je?
Slide 5 - Open vraag
Lidwoord (lw)
3 lidwoorden
De, het, een
Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.
Slide 6 - Tekstslide
Lidwoorden
De (bepaald lidwoord) (blw)
Het (bepaald lidwoord) (blw)
Een (onbepaald lidwoord) (olw)
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
Slide 7 - Tekstslide
Noem 3 zelfstandige naamwoorden + het lidwoord
Slide 8 - Open vraag
Zelfstandige naamwoorden (zn)
Zelfstandige naamwoorden zijn:
mensen
dieren
planten
dingen
namen (van mensen, bedrijven, steden, landen)
Slide 9 - Tekstslide
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 1 (zn)
Voor zelfstandige naamwoorden kun je meestal een lidwoord zetten: de, het of een. Bijvoorbeeld: de tafel, de stoel, een telefoon, een fietsje, de schommel, de angst, de liefde.
Slide 10 - Tekstslide
Eigenschappen zelfstandige naamwoorden 2 (zn)
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud, zoals boom en bomen.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben geen enkelvoud, zoals hersens. Andere zelfstandige naamwoorden hebben geen meervoud, zoals sneeuw en rijst.
Zelfstandige naamwoorden kun je vaak verkleinen; boom en boompje.
Slide 11 - Tekstslide
Noem 3 bijvoeglijke naamwoorden
Slide 12 - Open vraag
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.
De blauwe trui
De aardige vrouw
De houten trap
Slide 13 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord
De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch.
Slide 14 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.
Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een gouden ring.
Slide 15 - Tekstslide
Lidwoord
zelfstandig naamwoord
timer
0:30
Een
aanrijding
op
de
snelweg
zorgt
meestal
voor
een
lange
file.
Slide 16 - Sleepvraag
De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.
Wat is in deze zin
een zelfstandig naamwoord?
timer
0:30
blonde
jongen
rugtas
is
Slide 17 - Sleepvraag
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Quizvraag
Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Quizvraag
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Sleepvraag
Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?
Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.
A
koude
B
mooie
C
beschermen
D
leren
Slide 21 - Quizvraag
Jumbo
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 22 - Quizvraag
Ik ben verliefd. Verliefd =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 23 - Quizvraag
Metalen
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Slide 24 - Quizvraag
Ik heb een WOLLEN trui.
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Quizvraag
Rijst
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 26 - Quizvraag
Noem een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
A
rood
B
lelijk
C
houten
D
hoge
Slide 27 - Quizvraag
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos
lokalen
klein
Slide 28 - Sleepvraag
Gedachte
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 29 - Quizvraag
Welke van deze woorden is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
lieve
B
grote
C
koperen
D
boze
Slide 30 - Quizvraag
Tekst
Zelfstandig naamwoord
Bijv. naamwoord
timer
1:00
huisarts
wit
fiets
groot
duur
jong
nieuw
oma
interessant
klaslokaal
Slide 31 - Sleepvraag
Wat heb je nodig na het maken van deze Lessonup?
Na deze les
ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
zelf aan de slag met de opdrachten
nog meer te weten komen over de leerstof
Slide 32 - Poll
Maak oefening 5 t/m 11 vanaf blz. 94 van het oefenboek.