Grammatica blok 2 2KT

Pak je leesboek op tafel
We beginnen met 10 minuten lezen. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek op tafel
We beginnen met 10 minuten lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Percy


Ik ben op vakantie gebeten door een hond.
Mijn naam is Percy.
Ik ben 12 jaar oud.

Slide 2 - Tekstslide

Welke is niet waar?
A
Ik ben op vakantie gebeten door een hond.
B
Mijn naam is Percy.
C
Ik ben 12 jaar oud.

Slide 3 - Quizvraag

Even herhalen
PV - WWG - OND

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin? En hoe weet je dat?

Gisteren is hij van de trap gevallen.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Mijn zus zal haar boeken straks naar de bibliotheek brengen.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het wwg en het ond uit onderstaande zin?

De crimineel heeft zich bij de politie aangegeven.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik spoel het glas om.

Slide 8 - Open vraag

Theorie (splitsbaar werkwoord)
= als een persoonsvorm van een werkwoord gesplitst in de zin voorkomt

Voorbeeld:
Hij belt haar iedere ochtend op

Belt op komt van het werkwoord opbellen.
Belt op is de pv. Belt op is ook het werkwoordelijk gezegde
Belt en op horen bij elkaar en vormen samen een zinsdeel

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Monica pakt alle cadeautjes in.

Slide 10 - Open vraag

Kopieer de zin en zet zinsdeelstrepen (hoofdletter i)

Monica pakt alle cadeautjes in.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Vigo weet al dagen strafwerk van zijn docent te omzeilen.

Slide 12 - Open vraag

Theorie (wwg met 'te')
wwg = alle werkwoorden in de zin. 

Soms staat er het woord 'te' voor. Die hoort ook bij het wwg.

Dus:
Aukje zit de hele tijd te lachen.
Wwg = zit te lachen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde van onderstaande zin?

Hij zit al eeuwen met zijn vriendin te appen.

Slide 14 - Open vraag

Hoe noem je het zinsdeel met de pijl in onderstaande zin?

Waarom | hebben | we | niet vaker | Ex on the Beach | gekeken?

Slide 15 - Open vraag

Theorie (lijdend voorwerp)
  • wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Voorbeeld:
Mijn oma | koopt | een elektrische fiets.
ond               pv             lijdend voorwerp                                              
Wie/wat heeft mijn oma gekocht? --> een elektrische fiets

Slide 16 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 17 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 18 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 19 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 20 - Open vraag

Weektaak: Opdracht 2.4 - 2.5 - 2.6 - 2.7
Geen methode? 2.4 t/m 2.6 staan als opdrachten in de Classroom. Opdracht 2.7 heeft foto's die ik niet kon kopiëren, dus voor deze opdracht moet je even het boek erbij pakken of meekijken met een klasgenoot.  

Klaar? Huiswerk voor een ander vak / Samenvatting maken / Lezen in je leesboek. 



Slide 21 - Tekstslide