kracht en beweging

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een netto kracht?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welke kracht hebben je spieren nodig om een fiets te laten bewegen?
A
voortstuwend kracht
B
tegenwerkende kracht
C
luchtwrijving
D
rolweerstand

Slide 7 - Quizvraag

Als de snelheid constant is,
dan is de voortstuwende kracht
A
groter dan de wrijvingskracht
B
kleiner dan de wrijvingskracht
C
gelijk aan de wrijvingskracht

Slide 8 - Quizvraag

Een verhuizer duwt tegen een kist.
de kist komt niet vooruit.
Hoe groot is de wrijvingskracht als de verhuizer duwt?
A
Fw = 0N
B
Fv = Fw
C
Fv < Fw
D
Fv > Fw

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Een volgeladen vrachtwagen heeft een grotere traagheid dan een lege vrachtwagen.
Hoe merkt een chauffeur dat bij het afremmen?

A
moeilijker bestuurbaar
B
duurt langer om op snelheid te komen.
C
duurt langer om tot stilstand te komen
D
er is geen waarneembaar verschil

Slide 14 - Quizvraag

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
a.   Bereken de versnelling.
      vb = 0 km/u                                         ∆v = 100 – 0 = 100 km/u = 28 m/s
      ve = 100 km/u                                       a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s²
      t = 4,1s                    

Slide 15 - Tekstslide

§11.2 Optrekken en afremmen
Een Porsche trekt in 4,1 seconden op van 0 naar 100km/u.
De totale massa van de auto is 2000kg.
De beweging is eenparig versneld.
b.  Bereken de nettokracht die de Porsche laat versnellen.
     m = 2000 kg                                    F = m・a = 2000・ 6,8 = 13600N
     a = ∆𝑣/𝑡 = 28/4,1= 6,8m/s² 


Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent de min voor de versnelling?
A
een rekenfout; kan niet negatief zijn
B
heeft geen betekenis
C
het voorwerp versnelt
D
het voorwerp vertraagt

Slide 17 - Quizvraag

Een fietser remt in 2,5 seconden af van 18 naar 0 km/u.
De totale massa is 95kg.
De beweging is eenparig vertraagd.
Met welke formule bereken je de vertraging?
A
a = v/t
B
v = s/t
C
F = m ・a
D
E = m・a・h

Slide 18 - Quizvraag

Welkom!
We gaan zo beginnen. Pak vast voor je:
- Aantekeningenschrift
- kladblaadje
- Binas
- Tekstboek

Slide 19 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Huiswerk gemaakt?
- uitleg 11.3 en 11.4

- Vragen bespreken

Slide 20 - Tekstslide


Je fietst of zit in de auto. We bewegen...
Dit gebeurt niet vanzelf, waar komt de energie vandaan?

Slide 21 - Open vraag

Lezen
TB blz. 221 Energie om te bewegen

Slide 22 - Tekstslide

Arbeid
De energie die nodig is om een voorwerp te verplaatsen

Hangt af van:

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Eenheid van Arbeid
Arbeid is een energie --> Joule (J)
Aantal Newton x Aantal meter --> Newtonmeter (Nm)

1 J = 1 Nm
Met 1 Joule kan ik een voorwerp 1 meter verplaatsen met een kracht van 1 Newton

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

afstand
massa
snelheid
kracht
arbeid
energie
J
E
Nm
W
N
F
m/s
v
kg
km
m
s

Slide 27 - Sleepvraag

Arbeid bereken ik met de formule:
Bewegingsenergie bereken ik met de formule:
Zwaarte-energie bereken ik met de formule:
Ez = m · g · h
Ek = ½ · m · v²

W = F · s

Slide 28 - Sleepvraag

Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat:
Trekkracht = 52 N en
schaal 1cm ≙ 10N
A
5,2 cm
B
52 cm
C
1,9 cm
D
19 cm

Slide 29 - Quizvraag

Hoe lang moet je de pijl van de trekkracht tekenen, als er gegeven is dat:
Trekkracht = 1300 N en
schaal 1cm ≙ 200N
A
0,15 cm
B
1,5 cm
C
0,65 cm
D
6,5 cm

Slide 30 - Quizvraag

Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een kracht van 180N nodig.
Bereken de arbeid die nodig is om de stoel 2m te verschuiven

A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm

Slide 31 - Quizvraag

Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger
op een hoogte van 3,2m.
Bereken de zwaarte-energie van de baksteen.
A
80J
B
25,6J
C
20J
D
te weinig gegevens

Slide 32 - Quizvraag

Baksteen 2,5kg ligt op een bouwsteiger op een hoogte van 3,2m.
De baksteen valt naar beneden.
Bereken de snelheid waarmee de steen de grond raakt.
E(z) wordt omgezet in E(k)
A
80m/s
B
8m/s
C
64m/s
D
4m/s

Slide 33 - Quizvraag

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
 a. Bereken de zwaarte-energie boven op de heuvel.
      m = 72kg                                          Ez = m ・g・ h
      h = 20m                                                      72・10・20 = 14400J

Slide 34 - Tekstslide

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
b. Bereken bewegingsenergie onderaan heuvel  
     bij snelheid 11m/s.
     m = 72kg                                                   Ek = ½ ・m・ v²
      v = 11m/s                                                            ½ ・72・ 11² = 4356J


Slide 35 - Tekstslide

§11.3 Kracht en arbeid
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg.
De zwaarte-energie is niet volledig omgezet in bewegingsenergie, 
onder aan de heuvel.
c. In welke vorm van energie is de ‘verdwenen’
     zwaarte-energie omgezet?
     De ‘verdwenen’ zwaarte-energie is omgezet in warmte.



Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

stopafstand =
A
reactietijd + remweg
B
reactieafstand + remweg
C
reactieafstand + reactietijd
D
iets anders

Slide 41 - Quizvraag

Een auto remt minder goed als de
.... of .... versleten zijn

Slide 42 - Open vraag

Leren voor SE4
H10 & H11, goed oefenen! 
examenbundel H4

H3.4 moet je nog kennen en kan ook getoetst worden!

Slide 43 - Tekstslide