Verleden tijd haben en sein

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het werkwoord haben v.t.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 2 - Sleepvraag

Het werkwoord sein v.t.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 3 - Sleepvraag

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
.......Sie schon mal auf Ibiza?
A
Waren
B
Wart
C
War
D
Warst

Slide 4 - Quizvraag

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Wir ..... keine Ahnung.
A
haten
B
hatten
C
hattet
D
haben

Slide 5 - Quizvraag

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Ariane ............... noch in der Schule.
A
war
B
wart
C
waren
D
was

Slide 6 - Quizvraag

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Ich habe auf Anna gewartet. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
hatte
B
hattet
C
hat
D
hatten

Slide 7 - Quizvraag

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Es regnete und es ... (was) kalt.
A
was
B
war
C
waren
D
wart

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Mein Handy ... (was) kaputt.
A
war
B
warest
C
waren
D
wart

Slide 9 - Quizvraag

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Du ... (had) schlechte Laune (humeur).
A
hattest
B
warst
C
war
D
hatte

Slide 10 - Quizvraag

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Ich ... (had) Kopfschmerzen.
A
hat
B
habe
C
hatte
D
hattest

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeg SEIN in de verleden tijd.
Außerdem ... (waren) meine Eltern auch da.
A
war
B
warst
C
wart
D
waren

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg HABEN in de verleden tijd.
Ich.................mit verschlafen. (verslapen)
A
hat
B
war
C
was
D
hatte

Slide 13 - Quizvraag

tegenwoordige tijd
verleden tijd
hatte
war
warst
bin
seid
waren
sein
hast
haben
habt
hatten

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe goed kun jij nu haben en sein in de verleden tijd vervoegen????
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Tekstslide