SO Thema 2 Voortplanting bas 1 t/m 4 BB

Juist / Onjuist vragen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Juist / Onjuist vragen

Slide 1 - Tekstslide

1. Vanaf de puberteit tot en met de overgang kan een vrouw ongesteld worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quizvraag

2. In de afbeelding is een secundair geslachtskenmerk van een vrouw te zien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

3. De mannelijke geslachtshormonen worden in de teelballen gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

4. De prostaat geeft naast een vervoersvloeistof ook voedingsstoffen mee aan de zaadcellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

5. In de afbeelding is de baarmoeder aangegeven met nummer 5.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

6. Het wijde begin van de eileider heet Trechter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

7. Zaadcellen worden in de bijballen gemaakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

8. De urinebuis vervoert alleen urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

9. De grote schaamlippen maken slijm aan waardoor het vrijen makkelijker verloopt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

10. Een rijpe follikel heeft veel vocht opgenomen en barst open.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Meerkeuzevragen

Slide 12 - Tekstslide

Lees de tekst ‘Bij de dierenarts’. Vraag 1 gaat hier over.
Bart is dierenarts. Vandaag komt Sandra naar zijn praktijk met haar hond Tiffy.
Sandra wil dolgraag dat Tiffy een nestje met puppy’s krijgt. Ze vraagt de dierenarts wanneer Tiffy zwanger kan worden.
Bart legt uit: ‘Een jonge vrouwtjeshond wordt voor het eerst loops als ze tussen de zes en achttien maanden oud is. Loops betekent dat ze vruchtbaar is. Een volwassen vrouwtjeshond kan twee keer per jaar loops worden. Zo’n periode duurt ongeveer drie weken.
De ovulatie kan van dag negen tot en met dag twaalf plaatsvinden. Als de vrouwtjeshond tijdens deze dagen paart, kan ze zwanger worden. De bevruchting vindt bij de hond plaats in hetzelfde orgaan als bij de mens.’

Slide 13 - Tekstslide

1. In welk orgaan van een vrouwtjeshond vindt de ontwikkeling van een rijpe eicel plaats in een follikel?
A
In de baarmoeder.
B
In de vagina.
C
In een eileider.
D
In een eierstok.

Slide 14 - Quizvraag

Twee geslachtskenmerken zijn schaamlippen en borsten.
2. Welk(e) van deze kenmerken is (zijn) een primair geslachtskenmerk?
A
Alleen borsten.
B
Alleen schaamlippen.
C
Zowel borsten als schaamlippen.
D
Geen van beide.

Slide 15 - Quizvraag

3. Twee geslachtskenmerken zijn baardgroei en een balzak (zie de afbeelding).
Welk(e) van deze kenmerken is (zijn) een secundair geslachtskenmerk?
A
Alleen baardgroei.
B
Alleen een balzak.
C
Zowel baardgroei als een balzak.
D
Geen van beide.

Slide 16 - Quizvraag

4. Waar worden bij een man de zaadcellen gemaakt?
A
In de penis.
B
In de prostaat.
C
In de teelballen.
D
In de zaadblaasjes.

Slide 17 - Quizvraag

5. Waarin komen de zaadleiders uit?

A
In de prostaat.
B
In de urinebuis.
C
In de zaadblaasjes.
D
In de zwellichamen.

Slide 18 - Quizvraag

De volgende vier beweringen gaan over de grote schaamlippen.
1 De grote schaamlippen beschermen tegen ziekteverwekkers.
2 De grote schaamlippen geven vocht af bij seksuele opwinding.
3 De grote schaamlippen kunnen een beetje scheuren bij de eerste keer
geslachtsgemeenschap.
4 Door aanraking van de grote schaamlippen kan een vrouw klaarkomen.

6. Welke bewering over de grote schaamlippen is waar?
A
Bewering 1.
B
Bewering 2.
C
Bewering 3.
D
Bewering 4.

Slide 19 - Quizvraag

7. Waarin komen de zaadleiders uit?

A
In de prostaat.
B
In de urinebuis.
C
In de zaadblaasjes.
D
In de zwellichamen.

Slide 20 - Quizvraag

8. Een eicel die niet wordt bevrucht, wordt afgebroken en opgeruimd.
Wanneer gebeurt dat?

A
Vlak voor de ovulatie.
B
Tijdens de ovulatie.wering 2.
C
Kort na de ovulatie.
D
Tijdens de menstruatie.

Slide 21 - Quizvraag

9. Op welke plek in de afbeelding kan bevruchting plaatsvinden?

A
Op plek 1.
B
Op plek 2.
C
Op plek 3.
D
Op plek 4.

Slide 22 - Quizvraag

10. Hoe lang duurt gemiddeld een menstruatiecyclus?

A
Ongeveer een week.
B
Ongeveer twee weken.
C
Ongeveer drie weken.
D
Ongeveer vier weken.

Slide 23 - Quizvraag

Als een man klachten heeft bij het plassen, kan dit verder worden onderzocht met een kijkoperatie. Een arts brengt dan een slangetje in de urineleider in. In het slangetje zit een kleine camera. Hiermee kan de arts een orgaan van binnen bekijken. Dit zie je in de afbeelding.

11. Hoe heet het orgaan dat in de afbeelding is aangegeven met de letter P?

A
De teelbal.
B
De prostaat.
C
De urineblaas.
D
De zaadleider.

Slide 24 - Quizvraag

Bij vrouwen worden in de puberteit de heupen breder.
12. Welke functie heeft dit?

A
De bredere heupen zorgen voor een makkelijkere bevalling.
B
De bredere heupen zorgen voor makkelijkere geslachtsgemeenschap
C
De bredere heupen zorgen voor meer plek voor de baarmoeder.
D
De bredere heupen zorgen voor meer ruimte voor de groei van eicellen.

Slide 25 - Quizvraag

13. Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw dat vooral gevoelig is voor seksuele prikkels?


A
De baarmoeder.
B
De clitoris.
C
De eileiders.

Slide 26 - Quizvraag

14. In de afbeelding zie je de dikte van het baarmoederslijmvlies in een periode van 28 dagen.
Op welke dagen is deze vrouw waarschijnlijk het meest vruchtbaar?

A
Op dag 1-5.
B
Op dag 6-10.
C
Op dag 11-15.
D
Op dag 16-20.

Slide 27 - Quizvraag

Einde van de toets

Slide 28 - Tekstslide