H4 par. 4.4 Nederland in 1848 def

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.4 Nederland in 1848
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo havo 2
H4 Tijd van burgers en stoommachines
De industriële revolutie
par. 4.4 Nederland in 1848

Slide 1 - Tekstslide



De industriële revolutie
1750-1850




Een belangrijk keerpunt in de wereldgeschiedenis.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt enkele belangrijke kenmerken noemen van het Koninkrijk der Nederlanden tussen 1815 en 1848.
  • Je kunt uitleggen hoe Nederland tussen 1815 en 1848 bestuurd werd.
  • Je kunt uitleggen welke idealen de liberalen hadden op politiek gebied.
  • Je kunt uitleggen welke idealen de liberalen hadden op economisch gebied.
  • Je kunt uitleggen waarom er in 1848 een nieuwe grondwet kwam.
  • Je kunt uitleggen wat er in 1848 in het bestuur veranderde.
  • Je kent de begrippen en jaartallen van deze paragraaf.

Slide 3 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
Verschillende Nederlandse staten:

  • 1588-1795 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
  • 1795-1801 Bataafse Republiek
  • 1801-1806 Bataafs Gemenebest
  • 1806-1810 Koninkrijk Holland
  • 1810-1813 Onderdeel van Frankrijk
  • 1813-1815 Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden
  • 1815-heden Koninkrijk der Nederlanden

Slide 4 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
1815 Slag bij Waterloo > Napoleon verslagen. 
1814-15 Congres van Wenen
Overwinnaars maakten nieuwe grenzen.
 
Waren conservatief. Tegen nieuwe revolutionaire ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschrap. Wilden daarom naar de tijd dat koningen en edelen de macht hadden.

Wilden een sterke staat ten noorden van Frankrijk.

Slide 5 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
1795 Stadhouder Willem V vlucht naar Engeland.
1813 Willem VI keert terug.

1815 Koninkrijk der Nederlanden, met koning Willem I van Oranje-Nassau aan het hoofd.
Bestond uit Nederland, België en Luxemburg.

1830 Belgische Opstand. België wordt onafhankelijk.

Slide 6 - Tekstslide

De regering van koning Willem I
1815 Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie
Koning is gebonden aan de regels van de grondwet.

Koning Willem I (1815-1840) regeerde als een alleenheerser. Hij was conservatief. Tegen politieke verandering (ideeën over inspraak en vrijheid).

Het koninkrijk was geen democratie.

Slide 7 - Tekstslide

De regering van koning Willem I

  • benoemde en ontsloeg ministers
  • nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement (Eerste en Tweede Kamer / Staten Generaal) 
  • benoemde leden van de Eerste Kamer
  • leden van de Tweede Kamer werden niet gekozen, maar door provinciale bestuurders benoemd, die op hun beurt weer door de adel/lokale bestuurders waren benoemd.
Veel parlementsleden waren ook conservatief. Wilden geen inspraak voor het gewone volk.

Slide 8 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
Nederlandse economie in de eerste helft van de 19e eeuw
  • landbouw
  • handel
  • andere niet-industriële activiteiten
Geen grootschalige industrie. Geen grote klasse van fabrieksarbeiders, maar veel armoede.
Armen waren afhankelijk van liefdadigheid (kerken en deel v/d rijke burgers). Overheid bood geen hulp.

Slide 9 - Tekstslide

Koninkrijk der Nederlanden
Vooral het Noorden (huidige Nederland) van het koninkrijk was arm en onderontwikkeld. Het Zuiden (huidige België) industrialiseerde het eerst. 
Koning Willem I wilde de economie nieuw leven inblazen.
Infrastructuur werd verbeterd. 
  • kanalen
  • wegen
  • spoorwegen
1839 eerste stoomtrein Haarlem-Amsterdam.

Slide 10 - Tekstslide

Uit welke huidige landen bestond het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815?
A
België, Köln, Nederland
B
Köln, Luxemburg, Nederland
C
België, Luxemburg, Nederland

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort bij een constitutionele monarchie?
A
absolutisme
B
dictatuur
C
macht van de koning wordt beperkt door de grondwet
D
macht van de koning wordt beperkt door de adel

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de juiste chronologische volgorde (oud en nieuw)
1) Belgische Opstand leidde tot de Belgische afscheiding van Nederland
2) Eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam
3) Napoleon verslagen bij Waterloo
4) Willem I wordt koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
A
1, 3, 4, 2
B
1, 4, 2, 3
C
3, 1, 4, 2
D
3, 4, 1, 2

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

De liberalen
 Verlichting en Franse Revolutie leidden tot een nieuwe politieke beweging:  liberalisme
  • Vertegenwoordigden de bougeoisie (rijke burgerij)
  • Fundamentale rechten (vrijheid van meningsuiting en inspraak in bestuur)
  • Kiesrecht voor mannen met bezit (censuskiesrecht).
  • Overheid moest alleen zorgen voor veiligheid, verder nergens mee bemoeien.
  • Economische vrijheid (kapitalisme), zo min mogelijk regels.

Slide 15 - Tekstslide

Grondwet van 1848
Koning Willem II (1840-1849) was minder conservatief dan Willem I. In 1848 brak in Frankrijk een nieuwe revolutie uit. In andere Europese landen was er ook onrust in de hoofdsteden.

Koning Willem II was bang voor geweld en revolutie. Gaf Thorbecke opdracht voor nieuwe grondwet. Vernieuwing van bestuur. Koning bleef op de troon, maar kreeg veel minder macht.

Slide 16 - Tekstslide

Grondwet van 1848
Veranderingen in herziene grondwet van 1848
  • Plannen voor nieuwe wetten of uitgaven voor belangrijke zaken moesten door parlement goedgekeurd worden.
  • Besturen werd de taak van ministers en de minister was verantwoordelijk (ministeriële verantwoordelijkheid), niet de koning.
  • Niet de koning, maar het parlement (Eerste en Tweede Kamer) controleerde ministers.
  • Leden Eerste Kamer werden niet langer benoemd door de koning. 
  • Leden Tweede Kamer werden voortaan elke vier jaar gekozen door een kleine groep van rijke mannen. Zij kregen (beperkt) kiesrecht. Nederland was nog geen volledige democratie.
Nederland werd een parlementaire democratie: een democratie waarin niet de koning, maar een gekozen parlement de hoogste macht heeft. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat past niet bij het bestuur van Nederland tussen 1815 en 1848?
A
besturen werd de taak van ministers en de minister was verantwoordelijk
B
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
C
de koning benoemde en ontsloeg ministers
D
de koning benoemde de leden van de Eerste Kamer

Slide 18 - Quizvraag

Wat past niet bij het bestuur van Nederland tussen 1815 en 1848?
A
parlement hield toezicht op de besluiten van de regering
B
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
C
de macht van de koning werd beperkt door de grondwet
D
de koning benoemde de leden van de Tweede Kamer

Slide 19 - Quizvraag

Wat past niet bij het bestuur van Nederland na 1848?
A
besturen werd de taak van ministers en de minister was verantwoordelijk
B
De leden van de Tweede Kamer werden gekozen door rijke burgers
C
het parlement (Eerste en Tweede Kamer) controleerde de ministers
D
de koning benoemde de leden van de Eerste Kamer

Slide 20 - Quizvraag

Wat past niet bij het bestuur van Nederland na 1848?
A
de koning nam beslissingen over wetten zonder overleg met het parlement
B
Plannen voor nieuwe wetten moesten door het parlement goedgekeurd worden.
C
Nederland was een constitutionele monarchie
D
Nederland was een parlementaire democratie

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 22 - Tekstslide