uitleg verschil uitgaven en kosten en ontvangsten en opbrengsten.
opdracht 2 en 3 maken en bespreken
uitleg winst en eigen vermogen
Zelf aan de slag
Slide 3 - Tekstslide
Opbrengsten en kosten -scontro
Opbrengsten > kosten > winst
W&V scrontovorm moet in evenwicht zijn > winst aan debetzijde
Bij kosten > opbrengsten > verlies > aan creditzijde
Kosten aan debetzijde Opbrengst aan creditzijde
Slide 4 - Tekstslide
Resultatenrekening / W&V scontro
Debetzijde
Creditzijde
Alle KOSTEN
Alle OPBRENGSTEN
+ winst
+ verlies
Totaal
Totaal
W&V scontrovorm in evenwicht > totaal debet= totaal credit
Als kosten hoger > opbrengsten > verlies
Als opbrengsten > kosten > winst
Slide 5 - Tekstslide
Maak opgave 1 par 4.3
Je hebt 5 minuten voor de opdracht
Hoe: - stil en zelfstandig
Klaar: lees paragraaf 4.3
timer
5:00
Slide 6 - Tekstslide
Uitwerking opgave 1 par 4.3
a Aan de debetzijde worden de kosten en de winst geboekt, aan de creditzijde de omzet. Dus: kosten + winst = omzet. Oftewel: omzet – kosten = winst, wat altijd geldt.
b Nederland is kleiner dan Groot-Brittannië en kan dus minder verdienen aan uitzendrechten en commerciële activiteiten, zoals de verkoop van shirts.
c Omdat Manchester City meer geld heeft, kan ze betere spelers kopen en kan ze succesvoller in de Europese competitie zijn. Dat levert weer meer uitzendrechten op, waardoor ze weer betere spelers kunnen aantrekken enzovoort.
Slide 7 - Tekstslide
Maak opgave 2 par 4.3
Je hebt 10 minuten voor opdracht
Hoe:
- kijk naar de balans van de volgende dia en maak dan opgave 2 - online of in je schrift
Klaar: begin alvast met opgave 3 van par 4.3
timer
5:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Winst en totaal vermogen
TV= EV + VV
De winst als percentage van het totale vermogen:
Formule: (deel: geheel) x 100
Deel = de winst
Geheel = Totaal vermogen
De winst als percentage van het totale vermogen
Wat is de naam van overzicht 1? En 2?
Slide 12 - Tekstslide
Maak opgave 3 par 4.3
Je hebt 5 minuten voor opdracht
Hoe: - fluisterend overleg 2-tal naast elkaar toegestaan. - na 5 minuten ook hulp docent toegestaan (hand omhoog) - online of in je schrift
Klaar: begin alvast met opgave 4 van paragraaf 4.3
timer
5:00
Slide 13 - Tekstslide
Opgave 3 par 4.3 bespreken
Slide 14 - Tekstslide
Rekenvaardigheid opgave 4
Omzet
100%
- inkoopwaarde
40%
=brutowinst
60%
Inkoopwaarde 40% van de omzet (= 40% van de verkoopwaarde)
Of brutowinst is 60% van verkoopwaarde
Slide 15 - Tekstslide
Afschrijvingen
Waardevermindering van je kapitaalgoederen is de afschrijving.
Kapitaalgoederen staan als vaste activa aan debetzijde balans.
Kapitaalgoederen moet je na een bepaalde tijd vervangen en dan kan je ze vaak nog verkopen, dit is dan de restwaarde.