Examentraining DIER

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Dier examenstof oefenen
Productiedieren
Gezelschapsdieren
Dieren in de vrije natuur en biodiversiteit

Slide 2 - Tekstslide

Eerst even oefenen
Wat zijn dit?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn gezelschapsdieren?
A
Dieren die gezellig zijn
B
Dieren die leuk zijn om thuis te houden
C
Dieren die ons gezellig vinden
D
Dieren die wij als mens houden voor de hobby en over het algemeen geld kosten

Slide 11 - Quizvraag

Voorbeelden van gezelschapsdieren

Slide 12 - Woordweb

Wat betekent domesticeren?
A
Zorgen dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen laten zien
B
Zorgen voor goede huisvesting van dieren
C
Van een wild dier een huisdier maken
D
Wilde dieren vangen

Slide 13 - Quizvraag

Gezelschapsdieren
Waarom houden wij ze eigenlijk? 
Wat hebben we geleerd? 
In de lesstof ging het over o.a. de volgende termen:
- huisvesting
- welzijn
- voeding
- gezondheid
- verzorging

Slide 14 - Tekstslide

Je hebt goede kennis van het dier nodig om te weten wat voor huisvesting het nodig heeft
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Waarom kan een gerbil niet in een caviahok?
Waarom heeft een alpaca een droge schuilhut nodig en een lama niet?

Slide 16 - Tekstslide

Dierenwelzijn, wat betekent dit?
5 vrijheden van Brambell
Welzijn
?
5 vrijheden van Brambell

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent thermaal ongerief?
A
Een dier dat het te warm heeft
B
Een dier wat ziek is
C
Het dier heeft ongemak door te hoge of te lage temperaturen
D
Een dier dat in een te hete stal staat

Slide 18 - Quizvraag

Konijnen en cavia's zijn allebei knaagdieren
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de naam voor een mannelijk konijn?
A
Beer
B
Rammelaar
C
Voedster
D
Dekker

Slide 20 - Quizvraag

En voor een vrouwelijk paard?
A
Hengst
B
Bok
C
Merrie
D
Ree

Slide 21 - Quizvraag

Hennen en hanen zijn:
A
Een scharrelgroep
B
Namen voor vrouwelijke kippen en mannelijke kippen
C
Kippen die in een groep leven
D
Een roedel

Slide 22 - Quizvraag

Ras en soort
Verschil?

Hond- soort
Rassen zijn:..........

En bv. paarden?
Katten?

Slide 23 - Tekstslide

Voeding en verzorging
Rantsoen
Rantsoen in dure woorden= 
Een rantsoen is de hoeveelheid voer die een dier in een periode van 24 uur krijgt . Een uitgebalanceerd rantsoen is de hoeveelheid voer die de juiste hoeveelheid en verhoudingen voedingsstoffen levert die een dier nodig heeft om een ​​specifiek doel te bereiken, zoals groei, onderhoud, lactatie of dracht.

Ruw- en krachtvoer
Voorbeeld= Een koe krijgt brok als hij bij de melkmachine gemolken word, en eet de rest van de dag ruwvoer; vers gras, of kuilgras en/of bietenpulp


Slide 24 - Tekstslide

Hygiëne in het verblijf, waarom belangrijk?

Slide 25 - Tekstslide

Te dik/ te dun allebei niet oke

Slide 26 - Tekstslide

Verzorging
Dagelijks en periodiek

Verschil?

Voorbeeld bespreken met de klas

Slide 27 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk productiedieren

Slide 28 - Woordweb

Productiedieren leven altijd op een boerderij.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Volierestal

Slide 30 - Tekstslide

Ligboxenstal

Slide 31 - Tekstslide

Potstal

Slide 32 - Tekstslide

Hooi, stro, kuilgras
Wat is het verschil?
Voeding koeien/ paarden:
 Kuilgras- wat is dit? Andere naam is ook wel voordroog.
Bewaard in balen of 'in de kuil', houdbaar door melkzuurgisting. Het gras wordt een dag korter gedroogd dan normaal hooi en is dus wat vochtiger van karakter.

Slide 33 - Tekstslide

Zelf even voelen, ruiken en kijken
Is het voer nog goed?
Emmers met hooi, stro, kuilgras
Evt. brok 

Slide 34 - Tekstslide

Productiedieren en doelen
Kip?
Koe?
Varken?
Gansen?
Nerts?
Ratten?
Product en vermeerderen

Slide 35 - Tekstslide

Wat betekent 'volledig voer'?
A
Voer waar alle voedingstoffen inzitten
B
Voer wat volledig gemaakt is
C
Voer waar je nog extra voedingstoffen bij moet geven
D
Voer wat volledig van ruwvoer gemaakt is

Slide 36 - Quizvraag

Welk dier is warmbloedig?
A
Krokodil
B
Regenworm
C
Kikker
D
Huismus

Slide 37 - Quizvraag

Wat is fixeren?
A
Het omdraaien van een dier
B
Het dier vastpakken zodat het dier even niks meer kan
C
Het aaien van een dier
D
Het in laten slapen van een dier

Slide 38 - Quizvraag

Hoe noem je dit?
A
Territorium
B
Vivarium
C
Terrarium
D
Paludarium

Slide 39 - Quizvraag

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 40 - Quizvraag

Welke kies is een plooikies
A
B
C

Slide 41 - Quizvraag

Gebit van een omnivoor, herbivoor en carnivoor

Slide 42 - Tekstslide

HERBIVOOR
OMNIVOOR
CARNIVOOR
Planteneter, zoals paarden, konijnen en geiten.
Alleseter, zoals wij, de mens en varkens 
Vleeseters, tijgers en katten

Slide 43 - Sleepvraag

Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden

Slide 44 - Quizvraag

Een soort is een invasieve exoot als deze..
A
...uit het buitenland komt.
B
...uit een ander leefgebied komt en zich in het nieuwe gebied voortplant.
C
...bestaande soorten bejaagt.
D
...uit een ander leefgebied komt en het nieuwe ecosysteem verstoort.

Slide 45 - Quizvraag

Wat zijn 'amfibieën'?
A
Dieren die in het water leven
B
Dieren die op het land leven
C
Dieren die op het water en in het land leven
D
Dieren die in de lucht leven

Slide 46 - Quizvraag

Welk dier heeft een cloaca?
A
Kip
B
Struisvogel
C
Duif
D
Olifant

Slide 47 - Quizvraag

Reptielen zijn
A
koudbloedig
B
warmbloedig

Slide 48 - Quizvraag

Wat is een zoogdier?
A
Een dier in de dierentuin
B
De jonge dieren drinken melk bij moeder
C
Een dier wat graag melk drinkt
D
Een jong dier

Slide 49 - Quizvraag

Slide 50 - Tekstslide

Klaar voor jullie examens?

Slide 51 - Tekstslide

Biodiversiteit

Slide 52 - Tekstslide

Voedselketens

Slide 53 - Tekstslide

Bodemleven en invloed op alles wat leeft

Slide 54 - Tekstslide