Beeldspraak en stijlfiguren - hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren
Na het bekijken van deze les:
  • kun je een hyperbool herkennen en benoemen.
  • kun je een  eufemisme herkennen en benoemen.
  • kun je een climax herkennen en benoemen.
  • kun je een anti-climax herkennen en benoemen.
  • kun je taboewoorden herkennen en benoemen.
Maak in je schrift aantekeningen bij 
de vier verschillende stijlfiguren.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hyperbool - aantekening

Je gebruikt een hyperbool om ergens de nadruk op te leggen. 

Je wilt extra duidelijk maken hoe het zet, daarom gebruik je een overdrijving.


Ik huilde een zee van tranen.   

Ik sprong een gat in de lucht.

Waar was je? Ik heb wel een eeuw op je staan wachten.

Ik heb wel 10 kilo chocolade opgegeten.

                    







Slide 4 - Tekstslide

Hyperbool - voorbeeld

Je gebruikt een hyperbool om iets te benadrukken. Je gebruikt hierbij een flinke dosis overdrijving om de ander duidelijk te maken hoe jij iets ervaart.


Ik heb nog een tsunami aan huiswerk te doen.   

Zijn ogen vielen uit zijn kassen van verbazing.

Ik had zo'n dorst; ik heb de kraan leeggedronken.

                    







Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Eufemisme - aantekening

Je gebruikt een eufemisme om iets op een zachtere manier te zeggen. Als je het op de gewone manier zou zeggen, klinken je woorden wat minder aardig. Je maakt daarom gebruik van wat meer verhullende taal. Hierdoor klinkt het iets vriendelijker.


Mijn kat is vorige week heengegaan.

De directeur heeft een interieurverzorgster ingehuurd.

We maken dadelijk een sanitaire stop


                    







Slide 8 - Tekstslide

Eufemisme - voorbeeld

Je gebruikt een eufemisme om een beschrijving wat minder hard of milder over te laten komen. Iets wat niet prettig is om te vertellen, wil je minder heftig maken door het gebruik van een eufemisme.


Vandaag vindt er een prijscorrectie van de benzine plaats.     prijsverhoging

Op dit moment zit hij tussen twee banen.                                         werkloos

Straks hebben we wat extra reistijd.                                                    vertraging


                    







Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Climax en anticlimax - aantekening

Je gebruikt een climax en een anticlimax om iets m.b.v. een opsomming te benadrukken.

Bij een climax gaat de opsomming naar een hoogtepunt.

Bij een anticlimax gaat de opsomming juist naar een dieptepunt.





                    







Ik vind het lastig, eigenlijk valt het wel mee, het lukt prima, een makkie, gewoon een eitje!
Het ziet er behoorlijk opgeruimd uit, beetje rommelig, best wel een zooi. Tjonge wat is het hier een bende! Gewoonweg een zwijnenstal!

Slide 11 - Tekstslide

Climax en anticlimax - voorbeeld

Bij zowel climax als anticlimax is er sprake van een opsomming van zaken.

Je gebruikt een climax om duidelijk te maken dat iets naar een hoogtepunt gaat. 

Een anticlimax geeft juist aan dat iets naar een dieptepunt gaat.


Ik vond de film best leuk, zelfs wel aardig. Nou ja, het is gewoon een goede film, misschien wel mijn favoriet. Eigenlijk vind ik het gewoon de beste film aller tijden.

Je hebt de toets heel goed gemaakt, wel een beetje onder je niveau, met een paar stomme fouten, maar toch best oké, in ieder geval een krappe voldoende.



                    







Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Taboewoorden - aantekening

Eigenlijk zijn taboewoorden al duidelijk, wanneer ze worden gebruikt. 


Het woord TABOE geeft aan dat het verboden is om te zeggen. Een taboe is ongepast om te gebruiken, te doen of over te spreken. 

                    







Slide 14 - Tekstslide

Taboewoorden - aantekening

Eigenlijk zijn taboewoorden al duidelijk, zonder er veel over te zeggen.

Het woord TABOE geeft aan dat het verboden is om te zeggen. 

Een taboe is ongepast om te gebruiken, te doen of over te spreken. 

Zou je het normaal gesproken hardop in de klas mogen uitspreken 

van een docent? Nee? Dan is het waarschijnlijk een taboewoord.


kl%@tzak! Waarom doe je dat?

E#kel, je moet daarmee opouden.



                    







Slide 15 - Tekstslide

Hij barst van het lachen
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 16 - Quizvraag

Was dat een orkaan? Nou nee, meer een stormpje, liever gezegd een briesje, dat was alles.
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 17 - Quizvraag

Ze bloosde, werd rood, vuurrood, nee paars, eigenlijk haast pimpelpaars
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 18 - Quizvraag

Het kind schreeuwde het uit van angst, daarna zat het nog een poosje te huilen, ten slotte kwam er nog af en toe een snik.
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 19 - Quizvraag

"Jesper, zit niet zo te zeiken", zei Lia toen ze bij opa en oma op bezoek waren.
A
Taboewoorden
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 20 - Quizvraag

Tijdens het sporten moest ik erg transpireren.
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 21 - Quizvraag

Wierden is aardig, Enter is beter, Rijssen is het best.
A
Climax
B
Anticlimax
C
Taboewoorden
D
Hyperbool

Slide 22 - Quizvraag

We hebben ons te barsten gelachen om de grappen van die docent.
A
Climax
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 23 - Quizvraag

"Heb je lekker gescheten?" vroeg Alia aan Peter tijdens het diner.
A
Climax
B
Taboewoorden
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 24 - Quizvraag

De soldaten hebben onschuldige burgers geliquideerd.
A
Taboewoorden
B
Anticlimax
C
Eufemisme
D
Hyperbool

Slide 25 - Quizvraag

Welke begrippen heb je in deze les geleerd?
Geef bij ieder begrip een kort voorbeeld.

Slide 26 - Open vraag

Welke van de geleerde begrippen vind je nog lastig?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide