K4a 14/11
1 / 19
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Bij enkelvoud gebruik je 'much' in vragende zinnen en ontkenningen.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
In bevestigende zinnen gebruik je little en few
A
True
B
False
Slide 4 - Quizvraag
Is de volgende zin correct:
There are too much cars in this city.
There are too much cars in this city.
A
True
B
False
Slide 5 - Quizvraag
Geef de vertaling van de volgende woorden:
little =
A little =
little =
A little =
Slide 6 - Open vraag
There were only .... students in the school.
A
Few
B
A few
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Bepalingen van plaats en tijd staan meestal ..... in de zin.
A
Vooraan
B
Achteraan
Slide 9 - Quizvraag
Bepalingen van tijd staan altijd voor bepalingen van plaats.
A
True
B
False
Slide 10 - Quizvraag
Zet de volgende zin in de juiste volgorde:
1:
2:
the cat
slept
on my bed
last night
I
went to
New York
in 2010
Slide 11 - Sleepvraag
Er staan 8 bijwoorden van tijd in het boek: noem er zo veel mogelijk :)
Slide 12 - Open vraag
De bijwoorden van tijd staan VOOR het werkwoord.
A
True
B
False
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Je maakt de past simple van REGELMATIGE werkwoorden door er .... achter te zetten.
A
-et
B
-ed
C
-d
D
-t
Slide 15 - Quizvraag
Je gebruikt de past simple om aan te geven dat:
A
iets in het verleden gebeurd is en nu is afgelopen.
B
iets in het verleden gebeurd is en het nu nog bezig is.
C
Wanneer er een bepaling van plaats én tijd in zit.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
who:
what:
which:
where:
when:
why:
how:
Wie..?
Wat..?
Wat/welke?
Waar..?
Wanneer..?
Waarom..?
Hoe..?
Slide 18 - Sleepvraag
Any questions left?
