Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
werkwoordspelling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Welke 2 woorden zijn verkeerd gespeld?

Slide 2 - Open vraag

Welke 2 woorden zijn verkeerd gespeld?

Slide 3 - Open vraag

Welk woord is verkeerd gespeld?

Slide 4 - Open vraag

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd
ik          Ik-vorm          Ik fiets 
jij/je      Ik-vorm +t       jij /je fiets t
hij/zij/het ik-vorm +t       hij/zij/het                                   fiets t
wij       hele werkwoord
jullie                     wij /jullie/zij
zij/ze                       fietsen

Slide 7 - Tekstslide

DUS:
ik :                                  ik-vorm                                      loop
jij/je, hij / zij / het     ik-vorm +t                                loop t
wij, jullie,zij,ze           hele werkwoord                   lopen

Je / jij achter de pv:   ik-vorm                     Loop je met me me                  maar:
Loopt je moeder met me mee           


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De ballon (belanden) in de boom.

Slide 13 - Open vraag

Ik (vinden) er niets aan.

Slide 14 - Open vraag

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 15 - Open vraag

Ik (aanvaarden) jouw voorstel.

Slide 16 - Open vraag

Hij (aanvaarden) het niet.

Slide 17 - Open vraag

(Houden) jij ook van nasi?

Slide 18 - Open vraag

Hij (schelden) iemand uit.

Slide 19 - Open vraag

Ik (schelden) nooit iemand uit.

Slide 20 - Open vraag

(Aanvaarden) jij het ook?

Slide 21 - Open vraag

Mijn vader …........................... altijd meer zakgeld.
…........................... jij nu echt een avondje uit aan Henk?  
Ik …...........................  nooit meer een marathon te rennen!
Hij heeft nog nooit een gouden horloge …........................... 
Wij …...........................  dat we aardig voor de juf zijn. 
…...........................  jullie aan mij iedere dag een kaart te sturen?
…...........................  Piet te gaan trouwen met Fatima?  
belooft
beloven
beloofd
beloof
beloven
belooft
beloof

Slide 22 - Sleepvraag

Ik …………………………………. morgen naar een andere slaapkamer.
…………………………………. hij naar de andere kant van de wereld?
Tijdens de zomervakantie …………………………………. wij naar Frankrijk. 
De katten …………………………………. tijdens de vakantie naar oma.
…………………………………. jij nooit meer in je leven?
Marie ………………………………….naar een ander huis in de straat.
…………………………………. de vogel nu de nootjes naar die andere hoek? 

verhuist
verhuis
verhuizen
verhuist
verhuis
verhuizen
verhuist

Slide 23 - Sleepvraag

Hij ................ de vraag van de
docent weer niet!
A
beantwoord
B
beantwoorden
C
beantwoordt

Slide 24 - Quizvraag

Achmed ........... aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.
A
beloof
B
beloofd
C
belooft
D
beloven

Slide 25 - Quizvraag

.............. je nog van mij?
A
Houden
B
Houdt
C
Houd

Slide 26 - Quizvraag

Ik heb het gevoel dat ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd beheers.
010

Slide 27 - Poll

Aan het werk
  • Maak in je schrift opdracht 1, 2 en 3 op blz. 252 - 253
opdracht 1: onderstreep met potlood in je boek
opdracht 2, Maak rijen naast elkaar
opdracht 3, 4 en 5  : in je schrift
opdracht 6: onderstreep in je boek

  • Neem het mee naar de volgende les.

Slide 28 - Tekstslide