In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Grootheden & eenheden
2.4 geld
Slide 1 - Tekstslide
Even herhalen................... Noem voorbeelden van een grootheden?
Slide 2 - Open vraag
Noem voorbeelden van eenheden?
Slide 3 - Open vraag
Lesdoel
Na deze les kun je
- Schattend en precies rekenen met geld
- Je kunt geld bedragen op de juiste manier afronden
- Je kunt bronnen waarin geld voorkomen op de juiste manier aflezen en ermee rekenen.
Slide 4 - Tekstslide
euro's en centen
1 euro = 100 eurocenten
100 eurocenten = 1 euro
Bij vermenigvuldigen van de euro,
veranderen de eurocenten ... x mee!
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel eurocent is €5,-
Slide 6 - Open vraag
Hoeveel euro is 750 eurocent
Slide 7 - Open vraag
omschrijvingen in geld
één euro = € 1,00
tien euro = € 10,00
honderd euro = € 100,00
duizend euro = € 1000,00
tien duizend euro = € 10.00,00
honderd duizend = € 100.000,00 = 1 ton
1 miljoen = € 1.000.000,00
Slide 8 - Tekstslide
Postcode loterij-deelnemer doet één maand mee en wint 2,75 ton!
Hoeveel euro heeft de deelnemer gewonnen?
Slide 9 - Open vraag
Per 1000 tal komt er een punt.
geeft overzicht
achter een hele euro komt altijd een komma
Slide 10 - Tekstslide
Landal GreenParks heeft het in 2020 aardig druk gehad. Landal sloot 2020 af met een omzet van 400 miljoen euro.
Hoeveel ton was de omzet waar Landal in 2020 het jaar mee afsloot?
Slide 11 - Open vraag
Afronden
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het eerste cijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
voorbeeld 1
93 : 16 = 5,8125
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
93 : 16 = 5,81.
In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.
Slide 14 - Tekstslide
voorbeeld 2
62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
62 : 9 = 6,89
In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.
Slide 15 - Tekstslide
Ik ga in de winkel € 5,57 contant betalen. Hoeveel moet ik dan betalen?
Slide 16 - Open vraag
Één liter melk kost €1,22. Je hebt 5 liter melk nodig.
Hoeveel eurocent bespaar je als je de pakken melk één voor één contant afrekent in plaats van alle 5 tegelijkertijd?