In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
H2 Van de bergen naar de zee
HV 2
Toets leervragen paragraaf 2.1 t/m 2.4
Slide 1 - Tekstslide
Juist of onjuist? Hooggebergten ontstaan door het naar elkaar toe bewegen van platen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Juist of onjuist? Oude gebergten hebben flauwe helling en ondiepe dalen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Beantwoord vraag a. en b. hieronder. a. Wat is verwering? b. Naast mechanische verwering zijn er nog twee vormen van verwering. Beschrijf deze vormen van verwering.
Slide 4 - Open vraag
Hoe kan het dat je nu soms fossielen op berghellingen in de Alpen kunt vinden? Antwoord met behulp van een oorzaak en gevolg.
Slide 5 - Open vraag
Sleep de begrippen naar het juiste deel van de rivier.
Bovenloop
Sedimentatie
Benedenloop
Erosie
Slide 6 - Sleepvraag
Welk dal is door een gletsjer gevormd?
A
B
C
D
Slide 7 - Quizvraag
Sleep de begrippen naar de juiste plek.
Stroomopwaarts
Zacht gesteente
Hard gesteente
Stroomafwaarts
Slide 8 - Sleepvraag
Bepaal de goede volgorde in het ontstaan van duinen. Zet hier stap 1
Zet hier stap 2
Zet hier stap 3
Verderop wordt het zand afgezet door de wind en vormt het duinen.
sedimentatie
De strandwal is afgezet door de zee en komt droog te liggen bij eb.
Het zand droogt op en wordt meegenomen door de wind.
transport
Slide 9 - Sleepvraag
aanslibbingskust
aanslibbingskust
afbraakkust
afbraakkust
Slide 10 - Sleepvraag
De bovenloop van de Rijn ligt vooral in ............... en de ...................
De middenloop van de Rijn ligt in ......................... daar gaat de Rijn al ......................
De benedenloop van de Rijn ligt in het ...................... van
..................... Daar gaat de Rijn zich ..................... en mondt uit als .................. in de Noordzee.
Antwoorden:
vertakken
Zwitserland
Nederland
Duitsland
laagland
meanderen
Alpen
Delta
Slide 11 - Sleepvraag
Oude rivierbocht
Sedimentatie
Lagere stroomsnelheid
Erosie
Buitenbocht
Slide 12 - Sleepvraag
De Maas is 935 km lang en ontspringt op een hoogte van 1500 meter.
Wat is het verhang van de Maas?
A
935km/1.500m=1,6m/km
B
1.500m/935km=1,6km/m
C
1.500m/935km=1,6m/km
D
935km/1.500m=1,6km/m
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is vorstverwering een voorbeeld van een exogene kracht?
Slide 14 - Open vraag
Beschrijf de wijze waarop deze landschapsvorm is ontstaan.
Slide 15 - Open vraag
Het debiet van zowel de Rijn als de Maas is in de maanden januari en februari het grootst. Geef hiervoor de oorzaak.
Slide 16 - Open vraag
Geofactoren bepalen hoe het landschap eruit ziet. Geofactoren kun je verdelen in drie sferen: hydrosfeer, atmosfeer en biosfeer. Noteer de sferen onder elkaar en noteer welke geofactor uit die sfeer belangrijk is bij de vorming van de kustduinen