In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Herhaling voorzetsels 3e naamval
Herzlich Willkommen!
Bitte, Sachen auf dem Tisch
und Handy weg.
Slide 1 - Tekstslide
Lernziel:
Je kunt de woorden van de Lernliste N-D over het weer en omgeving actief gebruiken
Je begrijpt een tekst over het weer in de bergen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Die Sängerin Taylor Swift bricht am Donnerstag einen Rekord: Ihr hörten im August 100 Millionen Menschen bei Spotify zu. So viele Zuhörer und Zuhörerinnen hatte noch keine Künstlerin vor ihr!
Slide 4 - Tekstslide
Das sind die Maskottchen für die olympischen und paralympischen Spiele, die 2024 in Frankreich stattfinden sollen. Am Montag posieren sie vor dem Eiffelturm in Paris.
Slide 5 - Tekstslide
Wolkenkratzer Zalmhaven 215 meter
die Wolkenkratzer Rekorde
welche 5 Rekorde sehen wir?
Slide 6 - Tekstslide
www.zdf.de
Slide 7 - Link
vorige les in Brückenschlag 1: geslacht vh zelfstandig nw.+ persoonlijke en bezittelijke vnw
Iedereen krijgt een invuloefening persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Met de repetitie in het vooruitzicht is dit meteen een handig overzicht om te bewaren.
Deel 1 doen we samen deel 2 werk in 2tal overzicht in. zoz
Slide 8 - Tekstslide
Shuhe - Mutter - Zimmer - Uhr - Vater - Auto -Schwester - Haus - Vase - Batterie - Jacken -Bruder - Jacke
zet de woorden op de juiste plek en kijk als je klaar bent of jullie zelf nog een ander woord kunnen bedenken.
het 2 tal met de meeste woorden wint dit woordspel
timer
6:00
Slide 9 - Tekstslide
Na ieder onderdeel Slim stampen en je leert heel snel de woorden van de Lernlisten
Ga naar A slim stampen en maak de oefeningen
timer
8:00
Slide 10 - Tekstslide
www.google.com
Slide 11 - Link
Instructies Wortschatz Aufgaben:
Welches Wort passt inhaltlich nicht in die Reihe? Wähle es.
Ergänze den Wetterbericht.
Übersetze die Wörter und löse das Rätsel. Benutze die Lernliste.
Übersetze die Wörter und ergänze das Gespräch.
Wie wird das Wetter? Beschreibe die Bilder. Benutze die Wortgruppen.
Beispiel:
In den Bergen - ist es kalt
Am Meer - ...
in het noorden - in het oosten - in het zuiden - in het westen - regent het - sneeuwt het - schijnt de zon - is er onweer - waait he