Differentiatie

Dialoogsessie differentiatie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijskundeHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Dialoogsessie differentiatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij differentiatie denk ik aan.....

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

"Als een docent iets wil uitleggen aan de hele klas tegelijk, is het waarschijnlijk dat een derde van de studenten het al weet, een derde het inderdaad gaat snappen en een derde nog niet aan snappen toe is. Dan is de uitleg voor 2/3 van de studenten tijdverspilling" (Lilian Katz, University of Illinois)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit thema is voor mij (mijn werkplek) belangrijk omdat;

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De manier waarop ik differentieer op mijn IWP;

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Elke docent heeft te maken met verschillen tussen studenten. Studenten kunnen verschillen in;
- Indirecte kenmerken (sekse en sociaal milieu)
- Algemeen psychologische kenmerken (intelligentie)
- Directe kenmerken
(prestaties, leervoorkeuren, interesses of motivatie)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Docenten moeten zich bij differentiatie vooral richten op;
A
Indirecte kenmerken
B
Algemeen psychologische kenmerken
C
Directe Kenmerken

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Di

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Convergent differentiëren
 

 
Deze vorm van differentiatie is gedacht vanuit de docent. 
Het onderwijsaanbod (de leerdoelen) zijn daarbij gelijk voor alle studenten en de opdrachten die erbij gedaan moeten worden ook. 

Er wordt gedifferentieerd in de ondersteuning die er gegeven wordt. Deze manier van differentiëren past goed bij een klassikale les, waarin iets uitgelegd wordt en er vervolgens verwerking plaats vindt. De klas kan hierbij heterogeen zijn, omdat het niveauverschil niet bepalend is voor de doelen die gesteld worden. 

Het is de vorm van differentiatie die het meest ‘normaal’ is, en daarom ook vaak niet als differentiatie gezien wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Divergent differentiëren


Bij deze manier van differentiatie wordt de andere kant gekozen, namelijk die van de student.

Hierbij kan de student zelf doelen kiezen (of zelfs bepalen), waarbij de docent hier op inspringt. Instructie gebeurt dan vooral in homogene, vaak kleinere groepen, en de student mag veel zelf bepalen. De differentiatie zit dan vooral op de keuze van de student, en minder op de extra ondersteuning. 

Wanneer er vol ingezet wordt op divergente differentiatie zie je vaak ook dat niveau en (jaar)klassen doorbroken worden. Studenten worden georganiseerd rondom thema of (kern)doel. Uiteindelijk staat daarbij het individu centraal.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Differentiatie op de inhoud
Zowel bij  convergente differentiatie als bij divergente differentiatie kun je de keuze maken om te differentiëren op de inhoud. 
Moeten alle studenten precies dezelfde inhoud leren? 
Of zit hier ruimte in? 

Dit kan door verschillende niveaus of keuzes in de inhoud, bijvoorbeeld door een "skilltree" te gebruiken. 
In een ‘convergente setting’ zit het verschil dan in diepgang, bij divergent zit het dan meer in keuze binnen de inhoud zelf.

https://vernieuwenderwijs.nl/skilltree-hoe-zet-je-ze-in-tijdens-de-les/

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Differentiatie op de vorm
Tegenover de inhoud staat de vorm, en ook dit is iets waar je differentiatie kunt toepassen. 

Wanneer je wil dat iedereen dezelfde inhoud kent, maar dat op een praktischere wijze wil toetsen, dan kun je ‘spelen’ met de vorm. 
Als docent kun je kiezen om de verwerking van de stof te laten gebeuren door een vlog te maken, of juist een hele andere vorm. Daarbij kun je studenten keuze geven in welke vorm, maar ook de vorm zelf gebruiken als doel en hierbij verschillende niveaus aan te bieden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappen voor gedifferentieerd lesontwerp;
1. Verzamelen van gegevens
2. Analyseren
3. Clusteren van studenten
4. Ontwerpen van aanbod
5. Organisatie van de differentiatie
1. Beheersingsniveau. interesse, leervoorkeur
2. Analyse maken van instructiebehoeften, datamuur van toetsgegevens maken etc.
3. Klas verdelen; op basis van toetsgegevens; gedrag, samenwerkingsvaardigheden, leervoorkeuren, ondersteuningsbehoeften, eigen keuze studenten
4. Plan per groep (bijvoorbeeld verwerking, werkvormen, tijd)
5. Opstelling, werkafspraken, gedrag van docent (looproute), materiaal

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Differentiëren in instructie
(IGDI-model): Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie

Basis IGDI = ADI
ADI; Activerende directe instructiemodel. Docent staat centraal. Hij brengt informatie over, brengt structuur en activeert studenten.  




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Docenten die werken met ADI differentiëren nog niet. 
Het IGDI helpt docenten WEL te differentiëren

Effectief instructiemodel = IGDI
  
N.B. instructie in dit verband gaat om meer of minder begeleiding van bepaalde groepen door de docent

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Met dit model wordt er gedifferentieerd in instructie tijd.
Tevens kan er voor de verlengde instructie ook een andere vorm gekozen worden welke wellicht beter past bij de doelgroep. 
Differentiëren in verwerking

Verwerkingsfase les;

- verschil in inhoud
- werkvorm
- opbrengst
1.) Goed weten wat  de lesdoelen zijn (overzicht van leerlijnen en onderwijsdoelen nodig om keuzes te maken die aansluiten op wat studenten nodig hebben)

2.) Inhoud; 
- basis en uitdagende opdrachten (taxonomie Bloom handig instrument -> differentiatie in type vragen en opdrachten)
- materialen (hulpbronnen etc)
- onderwerpen (verschil in bijv onderwerp leestekst)


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ik al weet over leervoorkeuren...

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De 4 meest gangbare theorieën over leervoorkeuren zijn;

Kolb
Vermunt
Ruijters
Gardner
N.b
Gebruik de theorieën als achtergrondkennis. Wetenschappelijk niet aangetoond dat studenten ook vaste leervoorkeuren hebben. Studenten kunnen verschillende voorkeuren hebben in verschillende situaties en vakken. 

Docenten kunnen met leervoorkeuren rekening houden door verschillende werkvormen te gebruiken, studenten te laten kiezen uit werkvormen en/of verschillende rollen. Dit vraagt ook iets van de doceerstijl.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kolb
A
onderscheidt 8 typen leerders
B
onderscheidt 4 typen leerders
C
onderscheidt 6 typen leerders
D
onderscheidt 2 typen leerders

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kolb

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermunt onderscheidt de volgende leerstijlen

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vermunt

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De leervoorkeuren van Ruijters zijn

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruijters

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip staat centraal bij Gardner?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gardner

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terug en vooruitblik
Bijeenkomst 11 ; klassenmanagement

Meer weten?
'Differentiëren is te leren!;  Meike Berben"

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies