Vorbereitung Kapitel 1 + gedeelte Kapitel 2 Vwo 3

Vorbereitung K1/K2 Vwo 3
In deze LessonUp vinden jullie in een beknopt overzicht en met diverse oefeningen alle leerstof voor jullie SO 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Vorbereitung K1/K2 Vwo 3
In deze LessonUp vinden jullie in een beknopt overzicht en met diverse oefeningen alle leerstof voor jullie SO 

Slide 1 - Tekstslide

Bayerischer Wald
Schwerin

Slide 2 - Tekstslide

Kapitel 1 / Kapitel 2 
- alle Wörter Kapitel 1
- Wörter Kapitel 2 (Lektionen 1,2,3)

- Grammatik 
Verben Präsens (o.t.t) schwach und stark 
Verben im Perfekt schwach und stark
Hilfsverben haben/sein/werden Präsens & Präteritum
Temporale Präpositionen
Modalverben

Slide 3 - Tekstslide

Maar ook:
Landeskunde: alleen hetgeen je in de LessonUP kunt oefenen 
Lesetext: niveau A2 (zonder woordenboek)

Slide 4 - Tekstslide

Verleden tijd
haben 
sein 
werden

Slide 5 - Tekstslide

haben/sein/werden Präteritum
hatten
waren
wurden
ich
hatte
war
wurde
du
hattest
warst
wurdest
er/sie/es
hatte
war
wurde
wir
hatten
waren
wurden
ihr
hattet
wart
wurdet
sie/Sie
hatten
waren
wurden
onvoltooid verleden tijd van haben, sein en werden
Präteritum

Slide 6 - Tekstslide

Haben, sein & werden

onvoltooid tegenwoordige tijd (Präsens) 

Slide 7 - Tekstslide

Schwache Verben vervoegen
Stam op -d of -t
Stam op sisklank
Stam normaal
ich
-e
-e
-e
du
-est
-t
-st
er/sie/es
-et
-t
-t
wir
-en
-en
-en
ihr
-et
-t
-t
sie/Sie
-en
-en
-en

Slide 8 - Tekstslide

Beispiel 
Ergänze die Verben. Vervoeg de werkwoorden.
denk aan FE e st t en t en

1. Du ________ (stellen) eine Frage.
2. Das Kind ____________(kaufen) eine neue Jacke.
3. Was ___________ (machen) ihr in die Maiferien?
4. Meine Eltern ___________ (reisen) nach Utrecht.

Slide 9 - Tekstslide

sterke werkwoorden
  • E/I(E) - WISSELING BIJ DU & 3e persoon enkelvoud
       --> LANGE 'E' = IE
       --> KORTE 'E' = I

  • A/Ä - WISSELING BIJ DU & 3e persoon enkelvoud

LET OP: nehmen/geben/treten= GEEN IE, MAAR 
Uitzondering geen e/i -wissel = gehen/verstehen/stehen

Slide 10 - Tekstslide

Modale werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Modale werkwoorden
können
kunnen
müssen
moeten
dürfen
mogen
wollen
willen
wissen
weten
ich
kann
muss
darf
will
weiß
du
kannst
musst
darfst
willst
weißt
er/sie/es
kann
muss
darf
will
weiß
wir
können
müssen
dürfen
wollen
wissen
ihr
könnt
müsst
dürft
wollt
wisst
Sie/sie
können
müssen
dürfen
wollen
wissen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe ik ze vraag: 
https://wordwall.net/de/resource/14493013/modalverben



Oefen deze. Veel zal ik niet afwijken van deze opgave.
Belangrijk is het om te begrijpen wanneer jij welk Modalverb moet toepassen

Slide 13 - Tekstslide

Wörter 
https://quizlet.com/nl/828686916/vwo-3-na-klar-kapitel-1-flash-cards/?funnelUUID=71246b46-2b66-41bd-b81d-44c18f173c30

Slide 14 - Tekstslide

Island ist eine (Insel)

Slide 15 - Open vraag

Bij Frankfurt is het landschap heuvelachtig.
vertaal de hele zin!

Slide 16 - Open vraag

einen Brief schicken
vertaal de hele zin

Slide 17 - Open vraag

Peter vergisst (zijn boodschappenlijstje)
Was hat er vergessen?

Slide 18 - Open vraag

Übersetze die Wörter ins Deutsche:
Ich schlafe in den Ferien in einem (slaapzak)

Slide 19 - Open vraag

de parasol

Slide 20 - Open vraag

schwache Verben 
https://wordwall.net/de/resource/23738917/schwache-verben


Slide 21 - Tekstslide

Wähle die richtige Form des Verbs.

Wir ... gern.
A
lache
B
lacht
C
lachst
D
lachen

Slide 22 - Quizvraag

Ergänze die schwachen Verben im Präsens:
Was (reden) ihr?
A
redet
B
redest
C
reden
D
rede

Slide 23 - Quizvraag

Ergänze die schwachen Verben im Präsens:
Was (bestellen) ihr?
A
bestellet
B
bestellst
C
bestellen
D
bestellt

Slide 24 - Quizvraag

Ergänze die Verben in der richtigen Form.

Er ... (anfassen) die Schlange nicht ... .
A
fasst an
B
fasse an
C
anfasst
D
fassen an

Slide 25 - Quizvraag

Wähle die richtige Form des Verbs
reden: Seine Mutter ........ soviel!
A
rede
B
redet
C
redest

Slide 26 - Quizvraag

Starke Verben 
De vervoegingen aan het einde van de sterke werkwoorden blijven hetzelfde
Je herkent de sterke ww aan de klankverandering in de verleden tijd
In de 2e/3e persoon pas je een e/i of een a/ä wissel toe


Slide 27 - Tekstslide

übung 
https://wordwall.net/de/resource/56283900/deutsch/starke-verben-im-präsens

Slide 28 - Tekstslide

Ist das Verb "fahren" stark oder schwach?
A
stark
B
schwach

Slide 29 - Quizvraag

Ist das Verb "hören" stark oder schwach?
A
stark
B
schwach

Slide 30 - Quizvraag

Ist das Verb "trinken" stark oder schwach?
A
stark
B
schwach

Slide 31 - Quizvraag

Ist folgendes Verb stark?

schlafen
A
ja
B
nein

Slide 32 - Quizvraag

Wähle die richtige Form des Verbs.

Anja ... ihre Kleidung.
A
wasche
B
waschen
C
wäscht

Slide 33 - Quizvraag

Bei starken Verben gibt es einen Vokalwechsel bei (präsens)
A
der ich-Form und der du-Form
B
der du-Form und der er-Form
C
allen Formen im Singular
D
allen Formen im Plural

Slide 34 - Quizvraag

Wähle die richtige Form des Verbs.

... ihr im Sommer nach Frankreich?
A
Fährt
B
Fahrt
C
Fahren

Slide 35 - Quizvraag

Wähle die richtige Form des Verbs.

Wieso ... du die Zeitung?
A
lest
B
liest
C
lese

Slide 36 - Quizvraag

Welches Verb ist schwach?
A
wünschen (wünschte, gewünscht)
B
bleiben (blieb, geblieben)
C
verlieren (verlor, verloren)
D
lassen (ließ, gelassen)

Slide 37 - Quizvraag

starke Verben / sterke werkwoorden
laufen, ich laufe
A
du laufst, ihr lauft
B
er/sie läuft, ihr läuft
C
wir laufen, ihr läuft
D
du läufst, er/sie läuft

Slide 38 - Quizvraag

Verben im Perfekt 
Werkwoorden in de voltooide tijd! 

reisen - gereist
hören - gehört
schreiben - geschrieben

Slide 39 - Tekstslide

übung
https://wordwall.net/de/resource/35958498/deutsch/schwache-verben-perfekt

Slide 40 - Tekstslide

übung 
https://wordwall.net/de/resource/32818326/perfekt-regelmäßige-verben-a1

Slide 41 - Tekstslide

übung 
https://wordwall.net/de/resource/2501809/deutsch-als-fremdsprache/unregelmäßige-verben


Slide 42 - Tekstslide

übung 
https://wordwall.net/de/resource/17371247/a12/präteritum-sein-haben

Slide 43 - Tekstslide