H2A herhaling + lezen
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overhalen
D
Uitleg geven
Slide 11 - Quizvraag
Een beschouwing heeft als doel de lezer te overtuigen.
A
Onjuist
B
Juist
Slide 12 - Quizvraag
Tekstdoelen
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren
Slide 13 - Quizvraag
Noem de leesstrategieën die je kent.
Slide 14 - Open vraag
Als ik iets opzoek in het woordenboek, gebruik ik de leesstrategie:
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin bevat GEEN tangconstructie?
A
Mijn broer, die van gamen houdt, heeft een nieuw spel gekocht.
B
Hij draaide zich, terwijl hij zijn naam hoorde, om en lachte.
C
De koning gaf mij, terwijl ik ziek was, een hand.
D
Ik draaide me om en keek naar mijn klasgenoot achter mij.
Slide 16 - Quizvraag
Is wat in de krant staat altijd waar?
Slide 17 - Open vraag
Waar let je op bij 'duidelijk schrijven'?
Slide 18 - Open vraag
Waar let je op bij 'boeiend schrijven'?
Slide 19 - Open vraag
Waar let je op bij 'amuserend schrijven'?
Slide 20 - Open vraag
Wat doet een redactie?
Slide 21 - Open vraag
Met welke leesstrategie bepaal je de hoofdgedachte?
A
Intensief lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
Slide 22 - Quizvraag
Wat doe je als je de woordraadstrategie 'zoek een synoniem' gebruikt?
Slide 23 - Open vraag
Noteer de betekenis van het onderstreepte woord. Maak gebruik van een woordraadstrategie. Noteer welke woordraadstrategie je hebt gebruikt.
Is Amber altijd zo heroïsch of kan ze soms ook een angsthaas zijn?
Slide 24 - Open vraag
Noteer de betekenis van het onderstreepte woord. Maak gebruik van een woordraadstrategie. Noteer welke woordraadstrategie je hebt gebruikt.
Is er in deze klas een meerderheidsstandpunt over het gebruik van mobieltjes?
Slide 25 - Open vraag
Noteer het meewerkend voorwerp (mw vw/ indirect object)
|Volgens de woordvoerder van PostNL | kunnen |postbodes | heel goed |als wijkbewaker |optreden.
|Volgens de woordvoerder van PostNL | kunnen |postbodes | heel goed |als wijkbewaker |optreden.
Slide 26 - Open vraag
Benoem de woordsoorten: Gaan jullie vanavond
naar het feestje van die nieuwe vriend van Kees?
naar het feestje van die nieuwe vriend van Kees?
timer
2:00
Slide 27 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling/wat zijn de bijwoordelijke bepalingen in deze zin?
Hij is op de fiets gekomen.
Hij is op de fiets gekomen.
Slide 28 - Open vraag
Welke drie soorten werkwoorden zijn er?
