Gebruik Present Perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.
Voorbeelden:
1. I have lived in New York for seven years now.
Ik woon al zeven jaar in New York. --> in het verleden begonnen en nog steeds bezig.
2. I have painted the door.
Ik heb de deur geschilderd. --> eerst was de deur groen, nu is hij blauw.
3. Sharon has broken her leg. --> now she can't walk
4. Jim has lost his keys. --> now he can't open the door