In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
De persoonsvorm spellen in de
tegenwoordige tijd
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden
Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:
ik loop
ik fiets
ik praat
ik vind
loop jij
fiets jij
praat jij
vind jij
Enkelvoud andere vormen:
schrijf de ik-vorm + t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Meervoud:
schrijf het hele werkwoord
wij lopen
zij fietsen
jullie praten
Fred en Laurien vinden
PERSOONSVORM
in de
VERLEDEN TIJD
Klankveranderende en klankvaste werkwoorden
werkwoorden
Wat is het verschil?
Klankveranderende
Noemen we ook wel STERKE werkwoorden. Hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen.
REGELS verleden tijd
bij sterke werkwoorden
In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt
In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt
VOORBEELD
kopen : ik koop - ik kocht
lopen : ik loop - ik liep
geven : wij geven - wij gaven
kruipen : zij kruipen - zij kropen
Klankvaste werkwoorden
Noemen we ook wel ZWAKKE werkwoorden. De kank blijft in de verleden tijd hetzelfde.
REGELS verleden tijd bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: stam + te / stam + de
In het meervoud: stam + ten / stam + den
bij zwakke werkwoorden
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken.
- Gebruik 't exkofschip als je het niet zeker weet.