3.2 Verwarmen deel 2

Hoofdstuk 3

paragraaf 2:  Verwarmen
deel 2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3

paragraaf 2:  Verwarmen
deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Soortelijke warmte

Soortelijke warmte is een stof eigenschap

Deze grootheid wordt aangegeven met de het symbool c

Slide 2 - Tekstslide

Soortelijke warmte     c

De soortelijke warmte van een stof geeft aan hoeveel energie er nodig is om 1 kilogram van die stof een temperatuurstijging van 1 graad Celsius te geven.

Slide 3 - Tekstslide

Soortelijke warmte
Het gaat dus om het aantal Joule (warmte-energie) die moet worden toegevoerd aan 1 kilogram van die stof.

Voor elke oC dat je de stof wil laten stijgen is deze hoeveelheid nodig.

Kijk naar de bijzondere eenheid van soortelijke warmte....

Slide 4 - Tekstslide

Soortelijke warmte
Kijk naar de bijzondere eenheid van soortelijke warmte .....
Het is dus niet alleen

Joule / kilogram
maar ook
Joule / graad Celsius

Slide 5 - Tekstslide

Soortelijke warmte
Dit noteren we als:
Joule / kilogram * graad Celsius

J
_______________ 
kg  *  oC

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveelheid elektrische energie berekenen


Formule:       E = P * t

E = energie in Joule
    P = vermogen in Watt
           t = tijdsduur in seconde

Slide 7 - Tekstslide

Anouk brengt een hoeveelheid water met een begintemperatuur van 12 graden Celsius in 18,5 seconde aan de kook. Het vermogen van de waterkoker is 2000 W.
Bereken de hoeveelheid toegevoerde energie.

Slide 8 - Open vraag

Oplossing
vermogen:                              P = 2000 W.
tijdsduur:                                  t = 18,5 s.

                                  E =     P     *    t
                                  E = 2000 * 18,5
                                  E = 37000 J

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveelheid warmte in een stof berekenen
                                        Formule:       Q = m * c * Δ T

    Q  =  warmte (energie) in Joule
    m  = massa in kilogram
    c    = soortelijke warmte in Joule / kilogram * oC
   Δ T = temperatuurverschil in oC

Slide 10 - Tekstslide

Anouk brengt een hoeveelheid water met een begintemperatuur van 12 graden Celsius in 18,5 seconde aan de kook. Het vermogen van de waterkoker is 2000 W.
c water = 4200 J/kg*oC Bereken de massa van het water.

Slide 11 - Open vraag

Oplossing
Elektrische energie omgezet in warmte:     37000 Joule
massa:                                        m = ?
soortelijke warmte:               c = 4200 J/kg * oC
temperatuurverschil:        Δ T = 100 - 12 = 88 oC

        Q      =    m   *      c     * Δ T
   37000 =    m   * 4200 *  88
   37000 =    m   *  369600
         m     =   37000/369600
         m     =   0,1 kg   (= 100 gram)

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten


Hoofdstuk 3, paragraaf 2
maken opdrachten 5 t/m 8

Slide 13 - Tekstslide