H5 woordsoorten voorzetsels

voorzetsels
Doel: Je kunt in een zin de voorzetsels aanwijzen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

voorzetsels
Doel: Je kunt in een zin de voorzetsels aanwijzen

Slide 1 - Tekstslide

Noteer de enkele bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Woordweb

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Woordweb

Wat is een voorzetsel?

Slide 4 - Woordweb

Voorzetsels - aantekeningen
Een voorzetsel geeft tijd, plaats of reden/oorzaak aan.
plaats: op de tafel, in de kast, bij het hek etc.
tijd: om 4 uur, na de vakantie, tijdens de les etc.
reden/oorzaak: vanwege de file,  door het succes.
Dit zijn dus de kast/feest woorden

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels
Een voorzetsel staat voor een lidwoord of voor een aanwijzend/vragend voornaamwoord.
Voorbeelden:
In (vz) de trommel (zn)
Tussen (vz) die (aanw.vnw) papieren,  
over (vz)welke (vr. vnw)brug?

Slide 6 - Tekstslide

Let op:
Delen van een scheidbaar werkwoord (aankijken, uitzwaaien..) is geen voorzetsel, maar hoort bij het werkwoord.
Voorbeeld:
Ik kijk mijn moeder altijd aan. (aan hoort bij het werkwoord aankomen)

Slide 7 - Tekstslide

vaste voorzetsels
met behulp van een kruiwagen
zich verdiepen in de gewoontes van een land
zich voorbereiden op de test
zich verheugen op de vakantie
geld uitgeven aan games
naar aanleiding van deze gebeurtenis
etc. etc. zoek in het woordenboek als je het niet weet

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
Zie volgende link.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Aan de slag
lezen theorie paragraaf 10 blz. 222
paragraaf 10 opdr. 1,2,3,5,6 blz. 

Slide 11 - Tekstslide

Evaluatie: Je kan voorzetsels aanwijzen in een zin.
Heb je nog extra instructie nodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quizvraag