8.2 repro

8.2 repro
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

8.2 repro

Slide 1 - Tekstslide

Wie is er onpartijdig?
A
Advocaat
B
Rechter

Slide 2 - Quizvraag

Wat is legaliteitsbeginsel?
A
Burgers moeten zich aan de wetten houden
B
Iedere handeling van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van de rechtsstaat?
A
Er is sprake van machtenscheiding: de rechter is onafhankelijk
B
Alle burgers zijn voor de wet gelijk. Er is rechtsgelijkheid.
C
Het handelen van de overheid moet gebaseerd zijn op de wet: er is rechtszekerheid
D
Er is een stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Slide 4 - Quizvraag

rechtsgelijkheid
A
Alle burgers zijn voor de wet gelijk
B
de rechter heeft altijd gelijk

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het dilemma van de rechtsstaat?
Het dilemma tussen de belangen van ...
A
rechtsbescherming en rechtsgelijkheid
B
rechtsgelijkheid en rechtszekerheid
C
rechtszekerheid en rechtshandhaving
D
rechtshandhaving en rechtsbescherming

Slide 6 - Quizvraag

Een hond kan aangeklaagd worden
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent verjaring?
A
De rechtszaak wordt opnieuw gedaan
B
Er is onvoldoende bewijs
C
Het is te lang geleden en je kan niet meer worden vervolgd

Slide 8 - Quizvraag

Iedereen wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld door de rechter is bewezen.
Bij gebrek aan bewijs volgt vrijspraak.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Als een verdachte ontoerekeningsvatbaar is dan:
A
Heeft hij zijn rekeningen niet betaald
B
Wist de verdachte niet wat hij deed door een gebrekkige ontwikkeling of stoornis
C
Is de verdachte gauw vatbaar voor ziektes
D
Heeft hij schulden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is noodweer?
A
Geweld gebruiken
B
Geweld ongestraft mogen gebruiken
C
Geen geweld gebruiken
D
Geweld afzweren

Slide 11 - Quizvraag

Is onderstaande bewering juist of onjuist?
Overmacht kan een reden zijn voor vrijspraak.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Iemand rijdt door rood licht omdat hij/zij een zwaargewonde in de auto heeft zitten. Dit is een voorbeeld van:
A
Ontoerekeningsvatbaarheid
B
noodweer
C
overmacht

Slide 13 - Quizvraag

Als je door brand een deur vernielt is er sprake van
A
noodweer
B
overmacht
C
rechtshandhaving

Slide 14 - Quizvraag

Mees (10 jaar) steelt een snoepje bij de Jamin. Hij wordt bestraft volgens het jeugdstrafrecht.
Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is NIET waar over het jeugdstrafrecht?
A
Onder de 12 word je niet strafrechtelijk vervolgd
B
Rechtszaken zijn niet openbaar
C
16- of 17-jarigen krijgen maximaal 2 jaar jeugddetentie
D
Van 18-25 kun je alsnog volgens het minderjarigenstrafrecht worden berecht

Slide 16 - Quizvraag

Een jongen van 11 steelt iets uit de winkel. Onder welk strafrecht valt dit?
A
Wordt niet vervolgd.
B
Jeugdstrafrecht
C
adolescentenstrafrecht
D
Volwassenenstrafrecht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist over het jeugdstrafrecht?
A
de rechtszitting is niet openbaar
B
tot 16 jaar kan je niet vervolgd worden
C
de rechtszaak begint pas als je 18 bent

Slide 18 - Quizvraag

Iemand van 20 jaar kan nog via het jeugdstrafrecht veroordeeld worden
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Welk aspect van jeugdstrafrecht hoort bij een jongere met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis?
Welk aspect van jeugdstrafrecht hoort bij een jongere met een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis?
A
Pij-maatregel
B
HALT
C
Geen strafrechtelijke vervolging
D
Leerstraf

Slide 20 - Quizvraag