past simple, present perfect, past continuous

Aan het einde van de les:
* Weet je het verschil tussen de Verleden tijd, Voltooid tegenwoordige tijd en Duurvorm van de verleden tijd

* Weet je welke signaalwoorden bij welke tijd horen

* Kun je in een zin de goede tijd invullen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aan het einde van de les:
* Weet je het verschil tussen de Verleden tijd, Voltooid tegenwoordige tijd en Duurvorm van de verleden tijd

* Weet je welke signaalwoorden bij welke tijd horen

* Kun je in een zin de goede tijd invullen

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Verleden Tijd?
Bij activiteiten/gebeurtenissen in het verleden
die afgelopen zijn.
Vaak staat er bij wanneer iets gebeurde.

I broke my leg in 2014
I met my boyfriend last summer


Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je de Verleden tijd?
Regelmatige werkwoorden: er komt -ed achter het werkwoord
talk - talked
move - moved
Onregelmatige werkwoorden: 
bring - brought
know -knew
eat - ate

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden Verleden tijd
tijdsbepalingen: 
in 2013
yesterday
last weekend
two hours ago
at two o'clock
this morning

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de voltooid tegenwoordige tijd?

* bij gebeurtenissen in het verleden die nu nog bezig zijn
* bij ervaringen tot nu toe
* je merkt nu resultaat van acties in het verleden

I can't run, I have broken my leg. (been is nog steeds gebroken)
I have known my boyfriend for 5 days. (je kent hem nog steeds)
I have been to London six times. (ervaring)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je de voltooid tegenwoordige tijd
Have of Has (shit-rule) + voltooid deelwoord

Regelmatige ww: er komt -ed achter
Onregelmatige ww: leren!


Slide 6 - Tekstslide

Signaalwoorden voltooid tegenwoordige tijd


For, Yet, Never, Ever, Just, Always/Already, Since

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de duurvorm van de verleden tijd
Om te benadrukken dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.

Je gebruikt de PC en de past simple in één zin, om te benadrukken dat iets gebeurde (verleden tijd)terwijl iets anders aan de gang was (duurvorm)
I was taking a bath when the doorbell rang.

Slide 8 - Tekstslide

signaalwoorden duurvorm van de verleden tijd

when, while (toen, terwijl)

I was singing a song when you entered the room.
They were talking while I was trying to read.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je de duurvorm van de verleden tijd


was/were + hele ww+ -ing

Slide 10 - Tekstslide

Past simple
Present perfect
Past Continuous
since
just
recently
already
ever
not yet
so far
lately
a day ago
in 2019
the other day
last week
yesterday
When
While

Slide 11 - Sleepvraag

We sang that song yesterday.
A
Verleden tijd
B
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 12 - Quizvraag

We have known each other for three years now.
A
Verleden tijd
B
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 13 - Quizvraag

I ...... that film yet.
A
didn't see
B
haven't seen

Slide 14 - Quizvraag

He ..... there yesterday morning.
A
went
B
has gone

Slide 15 - Quizvraag

........ to Paris yet?
A
Did they go
B
Have they been

Slide 16 - Quizvraag

....... her for three years.
A
I didn't see
B
I haven't seen

Slide 17 - Quizvraag

I ____ (take) a shower when you called.
A
was taking
B
took

Slide 18 - Quizvraag

He ..... there since 2015
A
lived
B
has lived

Slide 19 - Quizvraag

I was working in the garden when the phone ____ (ring)
A
rang
B
has rang

Slide 20 - Quizvraag

I .... him an hour ago.
A
saw
B
have seen

Slide 21 - Quizvraag

I .... him a present on his birthday
A
gave
B
have given

Slide 22 - Quizvraag

I .... in London in 2016
A
lived
B
have lived

Slide 23 - Quizvraag

...... yesterday?
A
Did your cat die
B
Has your cat died

Slide 24 - Quizvraag

He ...... to Paris last week
(fly)

Slide 25 - Open vraag

We .... the party last Friday
(not enjoy)

Slide 26 - Open vraag

Where .... you this morning?
(to be)

Slide 27 - Open vraag

Where is John? I ..... him yet.
(not see)

Slide 28 - Open vraag

The girls ______(sing) a song when I came home.

Slide 29 - Open vraag

He .... home late last night
(come)

Slide 30 - Open vraag

We ..... to France last summer
(go)

Slide 31 - Open vraag