4.3 Lezen

H/V2d - donderdag 12 mei
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H/V2d - donderdag 12 mei

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Start 4.3 Lezen
  • herhaling tekstdoelen


Slide 2 - Tekstslide

4.3 Lezen
In deze paragraaf herhaal je:
  • een activerende tekst herkennen
In deze paragraaf leer je:
  • beeld en opmaak in activerende teksten herkennen
  • twee nieuwe tekstverbanden
           - middel-doel
               - voorwaardelijk tekstverband

    Slide 3 - Tekstslide

    Wat weet je nog?
    In je eentje en in je schrift.
    Bedenk 4 zinnen met elk een ander tekstdoel:
    informeren, amuseren, overtuigen en activeren
    (mag in tweetallen)
    timer
    3:00

    Slide 4 - Tekstslide

    Check
    Lees je teksten aan iemand anders voor: 
    kan hij/zij het tekstdoel herkennen?
    Klopt het wat je hebt gedaan?


    timer
    3:00

    Slide 5 - Tekstslide

    En wat weet je nog van tekstdoelen?
    In je boek:
    maak opdracht 1d en 1e in Talent 2B, p.20
    timer
    4:00

    Slide 6 - Tekstslide

    Activerende tekst, p.20
    In een activerende tekst probeert de schrijver de lezer tot actie aan te zetten. Het belangrijkste tekstdoel van deze tekst is activeren, maar bijna altijd is informatie geven het tweede tekstdoel. De informatie moet helpen de lezer over te halen om in actie te komen.

    Reclameboodschappen zijn altijd activerend. Ze proberen de lezer tot iets over te halen, zoals het kopen van een bepaald product. Maar een activerende tekst kan ook een oproep zijn, bijvoorbeeld om ergens lid van te worden of ergens aan mee te doen.

    Voorbeelden van activerende teksten zijn: een advertentie, een pop-up op een website of uitnodigingsbrief.

    Slide 7 - Tekstslide

    Bedenk zelf een ander voorbeeld van een activerende tekst.

    Slide 8 - Open vraag

    Je oma stuurt je een uitnodiging voor een familie-uitje. Leg uit waarom dit een activerende tekst is.

    Slide 9 - Open vraag

    Een activerende tekst lees je anders dan een informatieve tekst. Welke vragen kun je jezelf stellen als je een activerende tekst leest?

    Slide 10 - Open vraag

    Aan de slag!
    4.3 Lezen: Maak opdracht 2 t/m 6 online. 
    Let op: bij opdracht 4 moet je Tekst 1 nauwkeurig lezen: markeer belangrijke woorden/zinnen.

    Niet af? Dan is het huiswerk voor morgen.

    Eerder klaar? 
    • Werken aan spellingswijzer
    • Lezen in je boek

    Slide 11 - Tekstslide

    H/V2d - vrijdag 13 mei
    Lezen!

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat gaan we vandaag doen?
    4.3 Lezen
    • activerende tekst
    • beeld en opmaak
    • tekstverband middel-doel en voorwaardelijk tekstverband

    Slide 14 - Tekstslide

    Opdracht 3, p.21:
    wat is het onderwerp van tekst 1?

    Slide 15 - Open vraag

    Wat houdt duurzame kleding in?

    Slide 16 - Open vraag

    Wat is het tekstdoel van tekst 1?

    Slide 17 - Open vraag

    Vraag 4 t/m 6
    Vragen?

    Slide 18 - Tekstslide

    Beeld en opmaak

    1. Lees de theorie op p.22 in je boek
    2. Maak opdracht 8 en 9, p. 23

    timer
    7:00

    Slide 19 - Tekstslide

    Slide 20 - Video

    Wat vind je: is de Calvé-reclame een goede reclame? Leg je antwoord uit.

    Slide 21 - Open vraag

    Aan de slag!
    4.3 lezen: maak opdracht 12 t/m 14 online
    (hiervoor moet je de theorie op p.24 eerst lezen)
    Niet af? Dan is het huiswerk voor dinsdag 17 mei.

    Eerder klaar?
    •     Werken aan spellingswijzer
    •     Lezen in je boek

    Slide 22 - Tekstslide

    H/V2d - dinsdag 17 mei
    Lezen!

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Wat gaan we vandaag doen?
    5.3 Lezen
    • tekstverband middel- doel
    • voorwaardelijk tekstverband
    • herhaling andere tekstdoelen

    Slide 25 - Tekstslide

    Tekstverband middel/doel, p.24
    Noteer wat in de volgende zinnen het middel is en wat het doel. 
    Noteer ook het signaalwoord.

    1. Om een heel goede hardloper te worden, zul je veel kilometers moeten rennen.
    2. Ze had alle opgaven van het hoofdstuk al gemaakt, waarmee ze aan de docent haar goede werkhouding wilde laten zien.
    3. Mijn opa en oma hebben een camper gekocht, met als doel een rondreis door Europa te maken.
    4. Mijn moeder volgt haar zoveelste dieet, daarmee hoopt ze eindelijk 10 kilo af te vallen.

    timer
    3:00

    Slide 26 - Tekstslide

    Antwoorden
    Signaalwoord
    Middel
    Doel
    1. om
    veel kilometers rennen
    een goede hardloper worden
    2. waarmee
    alle opgaven van het hoofdstuk maken
    haar goede werkhouding aan haar docent laten zien
    3. met als doel
    een camper gekocht
    een rondreis door Europa maken
    4. waarmee
    het zoveelste dieet volgen
    eindelijk 10 kilo afvallen

    Slide 27 - Tekstslide

    Voorwaardelijk tekstverband, p.24
    Noteer van de volgende zinnen in je schrift de signaalwoorden die de voorwaarde aangeven en daarachter de voorwaarde.

    1. De kat wordt vast ziek wanneer je hem ’s winters iedere nacht buiten laat.
    2. Stel dat je dit jaar je eindexamen haalt, dan ga je zeker een fijne reis maken.
    3. Mijn vriend kiest Frans in zijn vakkenpakket, als hij madam Maillot als docente krijgt.
    4. Op voorwaarde dat jullie allemaal je mond houden, mogen jullie een kijkje 
    bij het pasgeboren kalfje nemen.
    timer
    2:00

    Slide 28 - Tekstslide

    Antwoorden
    1. wanneer - je hem ’s winters iedere nacht buiten laat.
    2. stel dat - je dit jaar je eindexamen haalt
    3. als - hij madam Maillot als docente krijgt.
    4. op voorwaarde dat - jullie allemaal je mond houden


    Slide 29 - Tekstslide

    'Shop tweedehands!'
    In tweetallen: 
    hoeveel tweedehandswinkels, rommelmarkten kennen jullie?
    Noteer ze in je schrift.


    timer
    2:00

    Slide 30 - Tekstslide

    Aan de slag!
    Tekst 3, p.25
    • markeer alle signaalwoorden die je herkent
    • noteer in de kantlijn met welk tekstverband je te maken hebt
    Tip: gebruik het schema op p.151
    Let op:
    tijdsvolgorde = chronologisch
    uitleggend = toelichtend
    timer
    5:00

    Slide 31 - Tekstslide

    Signaalwoorden / tekstverbanden

    Staat elk verband in de tekst?
    Over welke signaalwoorden/verbanden twijfel je?

    Slide 32 - Tekstslide

    Huiswerk vrijdag 20 mei
    4.3 Lezen: maak opdracht 18
    EN
    Lees tekst 4, p.26-27 nauwkeurig:
    • markeer de kernzin van iedere alinea
    • omcirkel de signaalwoorden en noteer in de kantlijn welk verband ze aangeven
    • onderstreep woorden waarvan je de betekenis niet kent

    Slide 33 - Tekstslide

    HV2d - vrijdag 20 mei
    Lezen!

    Slide 34 - Tekstslide

    Slide 35 - Tekstslide

    Wat gaan we vandaag doen?
    • Toets toetsweek nabespreken
    • 4.3 Lezen afronden: leestaak

    Slide 36 - Tekstslide

    Toetsweek
    Uitrekenen op www.cijfersberekenen.nl:
    • Lezen: 19 punten(F-pas 16): 60% = 6 non-lineair
    • Grammatica: 16 punten(F-pas 12): 60% = 6 non-lineair

    3x cijfer Lezen + 1x cijfer Grammatica  / 4 = eindcijfer


    Slide 37 - Tekstslide

    Toets nabespreken
    Spelregels:
    • klassikaal juiste antwoorden
    • individueel inhoudelijke vragen of foutjes in berekening eindcijfer

    Slide 38 - Tekstslide

    Aan de slag!
    Huiswerk dinsdag 24 mei: 4.3 Lezen - maak opdracht 19 t/m 24

    Bij vragen toets: blijf zitten, ik loop langs!

    Slide 39 - Tekstslide

    H/V2d - dinsdag 24 mei
    Lezen!

    Slide 40 - Tekstslide

    Slide 41 - Tekstslide

    Wat gaan we vandaag doen?
    • Afronden 4.3 Lezen
    •  Verder werken aan spelling

    Slide 42 - Tekstslide

    4.3 Leestaak
    Opdracht 18 t/m 24, p.26-27
    • klassikaal tekst lezen en moeilijke/opvallende dingen bespreken
    • vragen?

    Slide 43 - Tekstslide

    Aan de slag!
    Verder werken aan spelling m.b.v. werkwijzer.

    Probeer vandaag in ieder geval 3.9 af te ronden.
    Nog verder is nog beter ;-)

    Slide 44 - Tekstslide