In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H5 Steden, staten en de kerk
Par. 3 De kerk in de late middeleeuwen
Slide 1 - Tekstslide
middeleeuwen 500 - 1500
vroege middeleeuwen 500 - 1000
late middeleeuwen 1000 - 1500
Dit hoofdstuk = late middeleeuwen
Tijdvak steden en staten
Periode: middeleeuwen
Slide 2 - Tekstslide
Invalshoeken
Economisch:
wat zijn de middelen van bestaan?
Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie.
Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
Slide 3 - Tekstslide
Invalshoeken
Politiek-bestuurlijk:
hoe wordt de samenleving bestuurd?
Wie is de baas?
Welke regels en wetten zijn er?
Slide 4 - Tekstslide
Invalshoeken
sociaal:
dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen.
Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk?
Leven de mensen in de stad of op het platteland?
Slide 5 - Tekstslide
Invalshoeken
cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels,
geloof,
kunst en
wetenschap.
Slide 6 - Tekstslide
Kenmerkende aspecten H5
Herleving van de stedelijk cultuur
Ontstaan van de stedelijke burgerij
De investituurstrijd
Expansie Christelijke wereld / Kruistochten
Staatsvorming en centralisatie
Slide 7 - Tekstslide
Oorzaak en gevolg
De oorzaak is de reden waarom er iets gebeurt.
Het gevolg is wat er daarna gebeurt; hoe gaat het verder?
Slide 8 - Tekstslide
Terugblik vorige les
Slide 9 - Tekstslide
Juist of onjuist. Bij een gilde zaten mensen met een verschillend beroep.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Juist of onjuist. Alle leden van een gilde woonden in hetzelfde huis.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Juist of onjuist. Een gildemeester gaf les aan mensen die ook in het gilde wilden.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Juist of onjuist. Een gilde maakte afspraken over prijzen.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Juist of onjuist. Een gilde zorgde voor zieke leden.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
De mensen in steden wilden steeds meer zelf beslissen en kregen stadsrechten. Welk recht hoorde daar niet bij?
A
belasting heffen
B
een stadsmuur bouwen
C
wetten maken
D
verkiezingen houden.
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van stadsrechten, en wat moesten steden doen in ruil voor stadsrechten?
Stadsrecht
In ruil voor stadsrecht
Een stadsmuur bouwen
Soldaten leveren in oorlog
Zelf wetten maken
Zelf markten organiseren
Belasting betalen
Slide 16 - Sleepvraag
Verbind oorzaken en gevolgen
Edelen geven steden stadsrechten
Steden willen stadsrechten
Edelen worden minder machtig
Edelen hadden
meer geld nodig
Steden werden zelfstandiger
Steeds meer steden hebben stadsrechten
Slide 17 - Sleepvraag
voordeel stad
voordeel landheer
geld betalen in ruil voor stadsrechten
zelf kunnen rechtspreken ipv wachten op landheer
geld voor een huurleger en hofhouding
jaarmarkten organiseren en tol heffen
Wie heeft welk voordeel van stadsrechten?
Slide 18 - Sleepvraag
Een stad kon stadsrechten krijgen.
Wat is GEEN stadsrecht?
A
De stad mocht zelf rechtszaken houden.
B
De stad mocht zelf belasting ophalen.
C
De stad mocht stadsmuren bouwen.
D
De stad hoefde de landheer niks meer te betalen.
Slide 19 - Quizvraag
Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een stad met stadsrechten mocht zichzelf besturen.
Allen de koning van een land kon stadsrechten aan een stad verlenen.
Een stad met stadsrechten mocht haar eigen munt slaan.
In een middeleeuwse stad woonden vooral boeren.
In ruil voor stadsrechten betaalde een stad belasting aan de heer van het gebied.
Slide 20 - Sleepvraag
Gilde
Schout
Slide 21 - Sleepvraag
Ambacht
Handel
Burgers
Schout + schepenen
Slide 22 - Sleepvraag
Wat is een schout?
A
Raadgever van een koning
B
Lid van een gilde
C
generaal van het leger
D
Voorzitter van de rechtbank
Slide 23 - Quizvraag
De schout werd benoem door
A
Klein groepje belangrijke burgers
B
De heer van het gebied
Slide 24 - Quizvraag
Welke taken hadden de schout en de schepenen?
Slide 25 - Open vraag
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat het christelijk geloof in de late middeleeuwen inhield.
Je kunt beschrijven hoe de kerk in de late middeleeuwen was georganiseerd.
Je kunt uitleggen hoe de kerk in de late middeleeuwen omging met mensen met andere geloofsopvattingen.
Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.
Slide 26 - Tekstslide
Geloven in de middeleeuwen
In de middeleeuwen hoort bijna heel Europa bij de christelijke kerk: de katholieke kerk
Met de paus als leider
Mensen zijn veel bezig met het leven na de dood
Als je teveel zondes begaat, zou je als straf in de hel komen
Door goede dadente doen kan je je zondes weer goedmaken
Slide 27 - Tekstslide
Geef 3 voorbeelden van zondes
Slide 28 - Open vraag
Een goed christen zijn
In de middeleeuwen bidden mensen erg veel
Vaak richten zij dit gebed op een heilige
Soms reizen ze zelfs naar een heilige plek: een bedevaart
Om trouw aan God te tonen geven ze ook geld aan de kerk
Een overledene die veel voor het geloof gedaan heeft en daarom dicht bij God staat
Slide 29 - Tekstslide
Filmpje
Boete doen voor zondes
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Organisatie van de kerk
Kloosters vallen onder de paus, gewone gelovigen onder bisschoppen
Bisdom
De parochies in een bepaald
gebied vormen een bisdom
Parochie
Alle gelovigen van een dorp of stadswijk
Onder leiding van een pastoor
Parochie
Alle gelovigen van een dorp of stadswijk
Parochie
Alle gelovigen van een dorp of stadswijk
Onder leiding van een pastoor
Onder leiding van een pastoor
Onder leiding van een bisschop, benoemd door de paus (bisschop van Rome). Heeft zijn eigen kerk: de kathedraal
Slide 32 - Tekstslide
Nieuwe kloosterorden
De kerk wordt steeds rijker, sommigen vinden dit fout
Sommige gelovigen stichten daarom nieuwe kloosterorden
Ze hebben strenge regels, geen bezit en leven van giften
Omdat zij soms moeten bedelen heten ze ook wel bedelorden
Dit was niet zoals Jezus leefde, namelijk in armoede
Slide 33 - Tekstslide
Ketters
Sommigen wijken echter af van de officiële leer van de kerk
De paus laat deze ketters vervolgen door een rechtbank
Deze inquisitie kan mensen laten boeten of zelfs laten doden
Zo wil de paus ketters weer bij de 'juiste leer' brengen
Slide 34 - Tekstslide
Paus
Bisschop
Priester
Hoofd van de katholieke kerk
Hoofd van een bisdom
Hoofd van een parochie
Slide 35 - Sleepvraag
Wat is het verschil tussen heidenen en ketters? Doe het zo: Heidenen zijn... Ketters zijn...
Slide 36 - Open vraag
Wat is de Inquisitie?
A
een groep monniken die de kerkelijke regels uitlegt
B
een kerkelijke rechtbank die ketters vervolgt
C
een vergadering van de leiders van de kerk
D
geen van bovenstaande antwoorden is juist
Slide 37 - Quizvraag
De kruistochten
Joden worden door christenen vaak gediscrimineerd
Omdat de moslims Jeruzalem bezetten zijn ook zij een vijand
De paus roept meerdere keren op dit gebied te bevrijden
Deze kruistochten slagen niet voor een lange tijd
Slide 38 - Tekstslide
Filmpje
De eerste kruistocht
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Video
Voordelen kruistochten
De kruistochten hadden naast doden ook meerdere voordelen
Handel
Door de nieuwe contacten tussen oost en west neemt de handel toe
Wetenschap
De Arabieren hadden veel kennis van de Grieken en Romeinen bewaard. Hier komt het westen nu weer mee in aanraking. Techniek en wetenschap maken grote sprongen.
Cijfers
De Europeanen werkten nog met Romeinse cijfers. Deze waren niet zo handig. Van de Arabieren leerden zij de Arabische cijfers die we vandaag de dag nog steeds gebruiken.
1
Kruisboog
De moslims maken kennis met Europese wapens. Zo nemen ze bijvoorbeeld de kruisboog over.
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Een kruistocht is:
A
een heilige tocht van monniken met een kruis door een middeleeuwse stad.
B
een tocht naar het Midden-Oosten, een soort middeleeuwse vakantie.
C
Een tocht naar Jeruzalem waarbij de christenen verslagen moeten worden
D
een tocht vanuit Europa om het Heilige Land te veroveren.
Slide 43 - Quizvraag
Een reis naar een heilige plek om te gaan bidden.
A
Kruistocht
B
bedevaart
Slide 44 - Quizvraag
1. Door de kruistochten nam het contact tussen Europa en de wereld toe.
2. Het doel van de kruistocht was om de stad te heroveren op de moslims.
3. Deze stad was volgens het middeleeuwse denken het middelpunt van de .
4. In het jaar 1095 riep de op tot een kruistocht.
5. Na de eerste kruistocht stichtten sommige kruisvaarders in het Midden-Oosten.
6. Europeanen maakten kennis met nieuwe producten en kennis, zoals en .