4VMB SE6 oefenen

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Lezen (10 minuten)
  • Doelen
  • Theorie
  • Opdrachten/huiswerk
  • Afsluiting
Welkom bij Nederlands!
Tekst
Mevrouw Wispels

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • 10 min. lezen/boekverslag 6/afm. proeftoets (5 mrt.)
  • Woord van de week
  • Huiswerk nakijken: -
  • Bespreken proeftoets
  • Filmpje Samenvattingsvragen
  • Oefenen woorden van woordenlijst
  • Maken: lezen leesboek 6
  • Klaar?:    boekverslag  6 maken (5 mrt.)
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

de verhouding tussen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De aanbeveling
A
het onderdeel
B
de deeltitel
C
het advies
D
de bedoeling

Slide 5 - Quizvraag

aanduiden
A
een andere omschrijving geven
B
op een andere manier gezegd
C
erbij passen
D
ergens iets over vinden

Slide 6 - Quizvraag

afleiden uit
A
verwoorden
B
verband hebben met elkaar
C
bedoeld zijn voor
D
uit een ander tekstgedeelte begrijpen

Slide 7 - Quizvraag

aansluiten op
A
erbij passen
B
verband met elkaar hebben
C
uitgedrukt worden
D
aanduiden

Slide 8 - Quizvraag

de aanwijzing
A
het onderdeel
B
tekstgedeelte waaruit je het antwoord kunt afleiden
C
te maken hebben met
D
manier waarop een tekst is opgebouwd

Slide 9 - Quizvraag

het aspect
A
de mening
B
een belangrijk onderdeel
C
het resultaat
D
de oorzaak

Slide 10 - Quizvraag

bestemd zijn voor
A
bedoeld zijn voor
B
deel van een zin
C
een bewering doen
D
de gelijkenis

Slide 11 - Quizvraag

betrekking hebben op
A
belangrijkste zin in een alinea
B
deel van een zin
C
laten zien
D
te maken hebben met

Slide 12 - Quizvraag

de boodschap
A
een bewering
B
de bedoeling
C
de mening
D
de uitleg

Slide 13 - Quizvraag

citeren
A
presenteren van informatie door middel van een presentatie
B
deel van een zin of een zin precies overschrijven
C
onder woorden brengen
D
uit een ander tekstgedeelte begrijpen

Slide 14 - Quizvraag

demonstreren
A
laten zien
B
een discussie aangaan
C
iets uitleggen
D
iets wat kapot was weer heel maken

Slide 15 - Quizvraag

in combinatie met
A
een toegangscode invoeren
B
samen met
C
dat heeft verband met
D
een samenvatting van iets

Slide 16 - Quizvraag

het element
A
het uitgangspunt
B
de oorzaak
C
het belangrijkste
D
het onderdeel

Slide 17 - Quizvraag

formuleren
A
opschrijven
B
een som berekenen
C
verwoorden
D
een conclusie trekken

Slide 18 - Quizvraag

de hoofdgedachte
A
verwijswoorden verwijzen hierna
B
punt waarop twee tekstdelen of afbeeldingen hetzelfde zijn
C
belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp vertelt in één zin
D
een andere omschrijving geven van iets

Slide 19 - Quizvraag

het kenmerk
A
een merkteken op een voorwerp
B
een logo/merknaam
C
een belangrijk eigenschap
D
een herinnering aan iets wat eerder is geweest

Slide 20 - Quizvraag

kopje
A
titel
B
deeltitel
C
slot
D
kernzin

Slide 21 - Quizvraag

de omschrijving
A
synoniem
B
iets citeren
C
iets onder woorden brengen
D
op een andere manier gezegd

Slide 22 - Quizvraag

opmaken uit
A
make-up netjes opdoen
B
uit een ander tekstgedeelte begrijpen
C
iets wat kapot was weer repareren
D
een samenvatting maken

Slide 23 - Quizvraag

de overeenkomst
A
de tegenstelling
B
ergens op bezoek gaan
C
de gelijkenis
D
de manier waarop een tekst is opgebouwd

Slide 24 - Quizvraag

de passage
A
de kernzin
B
de citaat
C
de toelichting
D
stukje tekst

Slide 25 - Quizvraag

het principe
A
de manier
B
de uitwerking
C
het uitgangspunt
D
de autoriteit

Slide 26 - Quizvraag

de reden
A
het vervolg
B
de bewering
C
de oorzaak
D
de conclusie

Slide 27 - Quizvraag

Het standpunt
A
de score of uitslag
B
ergens op steunen
C
de conclusie
D
de mening

Slide 28 - Quizvraag

er tegenover staan
A
ergens iets over vinden
B
de tegenstelling
C
de strijd aangaan
D
het verband met

Slide 29 - Quizvraag

de tekststructuur
A
het aantal alinea's in een tekst
B
wel of geen tussenkopjes in een tekst
C
manier waarop een tekst is opgebouwd
D
het tekstdoel

Slide 30 - Quizvraag

van toepassing zijn op
A
de bewerking van
B
een opsomming van
C
in combinatie met
D
erbij passen

Slide 31 - Quizvraag