Winf 2 HV vrijdag 8 september 2023

Nederlands 8 september 2023
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 8 september 2023

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
1. Kennismaken met elkaar: praten en schrijven.
2. We herhalen de tekstdoelen uit jaar 1
3. Je zoekt een leesboek uit voor periode 1.
4. We maken het leren herkennen van tekstverbanden aan de hand van signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken met mij
Wie ben ik?
Charlotte Laurant
Wat vind ik leuk om te doen?
Van wat voor boeken houd ik?
Strips (humor), literatuur, jeugdboeken, detectives (spanning).
Wat vind ik als lerares belangrijk:
luisteren, regels, respect en lol.

Slide 3 - Tekstslide

Kennismaken met jullie
Rondje mondeling:
Noem je naam.
Wat vind je leuk om te doen buiten school?
Wat vind je leuk op school? Wat vind je het leukste vak?
Rondje klassikaal:
Hoe gingen de lessen Nederlands vorig jaar?
Wat hebben jullie geleerd en gedaan?


Slide 4 - Tekstslide

Kennismaken met jullie 2
Rondje schriftelijk
Schrijf jouw antwoorden op de volgende vragen op papier:
- Wat vind je makkelijk en wat vind je moeilijk aan Nederlands?
- Wat vind je leuke boeken (of films of games)? Bijvoorbeeld humor, detectives, romantisch, science fiction, sprookjes, realistische verhalen ...
- Wat verwacht je van mij als lerares Nederlands? (Of wat doet een goede leraar?)
- Wat is belangrijk voor mij om te weten over jou tijdens de Nederlandse les?

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling tekstdoelen
- Wat is een tekstdoel?
- Hoeveel tekstdoelen heb je vorig jaar geleerd?
- Welke tekstdoelen ken je nog?

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoelen
Tekstdoel = wat wil de schrijven van de tekst bereiken?
- Amuseren: de schrijver wil dat je vermaakt wordt.
- Informeren: dat je geïnformeerd wordt.
- Instrueren: dat je weet hoe je iets moet doen.
- Overtuigen: dat je de mening van de schrijver overneemt.
- Activeren: dat je iets gaat doen.


Slide 7 - Tekstslide

Drie manieren van lezen geleerd

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen (wat is een ander woord voor precies?)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zelf oefenen
Log in in de digitale omgeving van Nieuw Nederlands en maak de oefeningen herhaling uit de cursus Meer dan lezen, paragraaf 1.Maak de opdrachten 1 tot en met 12 zelfstandig.

https://apps.noordhoff.nl/se/deeplink?bookId=049e3d06-17b9-463c-bb31-a25a359ff3c9&themeId=a7e06b5d-40af-4e21-a5ae-c30bf101bfe2&contentUnitId=a5678ca2-2d36-4be4-8067-51b9e0c9eb66&contentType=content&source=generic


Slide 10 - Tekstslide

LEZEN

Slide 11 - Tekstslide

Boek kiezen op jongejury.nl

Slide 12 - Tekstslide

Boek kiezen: de elf leestips
Kies uit de elf leestips een boek
waar je de komende tijd uit gaat lezen
tijdens het leesuur en wanneer het kan.
Let op de pepers.
Kies een boek dat bij je past.
Neem het boek iedere dag mee naar school,
of bewaar het in je kluisje.

Slide 13 - Tekstslide

Tekens/ symbolen

Slide 14 - Tekstslide

Pepers: hoe makkelijk/moeilijk is het boek?

Slide 15 - Tekstslide

Boek gekozen?
Als je een boek gekozen hebt, zoek dan uit via oba.nl in welke bibliotheek het boek te lenen is.
Je kan het boek ook kopen.
Zorg ervoor dat je het boek iedere dag bij je hebt op school.

Slide 16 - Tekstslide

Tekstverband en signaalwoorden


Wat denk je dat tekstverband en signaalwoord met elkaar te maken hebben?

Slide 17 - Tekstslide

Vijf tekstverbanden
- Chrononologisch: geeft de gebeurtenissen in de  juiste tijdsvolgorde aan. .
(daarna, dan, eerst, inmiddels, vervolgens, toen, terwijl, uiteindelijk, ....)
- Concluderend: de auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.  (al met al, daarom, dat houdt in, dus, ....).
- Opsommend verband: bepaalde zaken worden achter elkaar beschreven.
(bovendien, daarnaast, en, niet alleen (maar ook,  ten slotte, verder, vervolgens.)
- Tegenstellend verband: laat tegenovergestelde zaken zien. 
(echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de andere kant, daarentegen, enz.)
- Toelichtend verband: er wordt extra informatie bij iets gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld. 
(als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals enz.)

Slide 18 - Tekstslide