B Feest!

timer
1:00
Feest
1 / 16
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

timer
1:00
Feest

Slide 1 - Woordweb

Noteer bij elk feest een paar rijmwoorden.
Bijvoorbeeld: Sinterklaas - pindakaas, cavia's, vechtersbaas

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00
Feest

Slide 3 - Woordweb

Feest (geen) 
Dat je binnenkomt en ziet dat iedereen hier drie  
jaar ouder is dat niemand je begroet dat je niet  
wist dat het thema horror was maar jouw moeder  
heeft toch geen fantasie dat je vega bent  
maar er is alleen kroketbitterbalknakworst  
paté dat je oren suizen van de muziek boertjes  
laat van je cola dat je telkens weer moet plassen  
en dansen durf je niet dat je elke grap niet snapt dat  
je liever door de tuin zou lopen maar in de keuken blijft  

Feest

Slide 4 - Tekstslide

en zelfs tegen de hapjes niks weet te zeggen dat   
je schrikt van dat joch met zijn draculatanden   
maar glimlacht tot het pijn doet straks achter je rug   
kletsen ze allemaal over die sneue meid daar ja   
daar bij de deur nee die ken ik niet o daar gaat ze   
wie had die uitgenodigd? 

Slide 5 - Tekstslide

Over wat voor soort feest gaat dit gedicht, denk je? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open vraag

Noteer vijf dingen waardoor de ik-persoon het geen leuk feest vindt.

Slide 7 - Open vraag

Er zit een feest in mij 
er zit een feest in mij  
een feestfeest in mij  

er wordt gedanst in mijn buik  
mijn voeten maken stuiter-sprongen  
mijn kont die zwaait van links naar rechts  
maar dan klinkt een bevel  


Slide 8 - Tekstslide

ik nies een confetti weg  
schud een slinger uit mijn jaar  
houd mijn swingende heupen stil  
(sswing-sas-sa sswing-sas-sa)  
en ik stop  
stop  
stop  
met zingen  

zodat ik er klaar voor ben:  
voor deze doordeweekse dag  
but aaj rok en rol vanbinnen 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een "feest" en een "feestfeest", denk je?

Slide 10 - Open vraag

Welk "bevel" klinkt er in regel 6? Zoek je antwoord in het gedicht.
A
Stop met zingen.
B
Stop met feesten.
C
Stop met je kont zwaaien.
D
Stop met zingen en dansen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat bedoelt de ik-persoon met de laatste regel?

Slide 12 - Open vraag

Vertel in je eigen woorden per strofe waarover dit gedicht gaat. Bijvoorbeeld: In strofe 1 vertelt de ik-persoon dat hij zich blij voelt.

Slide 13 - Open vraag

Wat zou de reden kunnen zijn dat de ik-persoon zo blij is op deze "doordeweekse dag"?

Slide 14 - Open vraag

Ik en jij 
is veel: 
is glaasje voller, volst 
is schuilen in 't holst 
is kleuren van de dag 
is wimpel en is vlag.  
Jij en ik 
is heus geen twee 
jij en ik 
is meer 
is meest, 
jij en ik 
is  
feest.  

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 14 januari A school opdracht 1 t/m 6
B Feest! opdracht 6

1bg Maandag 17 januari toets spelling hoofdstuk 1 t/m 6

Slide 16 - Tekstslide