klas 4 H6 alinea's en verbanden

4 havo - 8 november
  • Huiswerk bespreken: vragen maken bij krantenartikel
  • Even herhalen: tekststructuren
  • instructie en oefenen H6 : alinea's en verbanden en functiewoorden
  • vanaf vrijdag 15 november: leesuur, dus neem je nieuwe leesboek mee

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 havo - 8 november
  • Huiswerk bespreken: vragen maken bij krantenartikel
  • Even herhalen: tekststructuren
  • instructie en oefenen H6 : alinea's en verbanden en functiewoorden
  • vanaf vrijdag 15 november: leesuur, dus neem je nieuwe leesboek mee

Slide 1 - Tekstslide

Alinea's 
Elke tekst is opgebouwd uit alinea's. 
Een goede alinea bevat één hoofdgedachte  
die in één zin geformuleerd is: de kernzin.  

Slide 2 - Tekstslide

alinea's

Deze kernzin staat vaak aan het begin of het eind van een alinea.

Slide 3 - Tekstslide

verbanden en signaalwoorden 
Een tekst is begrijpelijk en prettig om te lezen of om naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. 
Je kunt op die manier de structuur van de tekst herkennen. Verbanden worden meestal gemarkeerd met signaalwoorden
Kijk op blz. 65 in je handboek voor de soorten verbanden en de bijbehorende signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

opsomming
tijd
reden, oorzaak gevolg
voorwaarde
tegenstelling
vergelijking
omschrijving
voorbeeld
verduidelijking

doel-middel
conclusie
samenvatting

De bijbehorende signaalwoorden vind je op blz. 65

Slide 5 - Tekstslide



Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zoals, net (zo) ... als, evenals, ... dan, alsof
A
toelichting
B
doel-middel
C
vergelijking
D
reden-oorzaak-gevolg

Slide 6 - Quizvraag


Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, : (dubbele punt).
A
voorbeeld
B
Doel-middel
C
Vergelijking
D
reden -oorzaak-gevolg

Slide 7 - Quizvraag


Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Om te ..., met de bedoeling ..., opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door ... te.
A
voorbeeld
B
Doel-middel
C
Vergelijking
D
reden-oorzaak-gevolg

Slide 8 - Quizvraag


Welk verband geven de volgende signaalwoorden aan?
Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat.
A
voorbeeld
B
Doel-middel
C
Vergelijking
D
reden-oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quizvraag

Ik wil graag bruin worden, daarom ga ik in de zon zitten.
Welk verband herken je hier?
A
conclusie
B
reden -oorzaak- gevolg
C
samenvatting
D
tijd

Slide 10 - Quizvraag

Ik wil graag bruin worden, daarom ga ik in de zon zitten.
Welk signaalwoord zie je?
A
daarom
B
zitten
C
wil
D
ga

Slide 11 - Quizvraag

Naast dat we afstand moeten houden, moeten veel van ons ook nog binnen blijven.

Welk verband herken je hier?
A
conclusie
B
doel-middel
C
opsomming
D
tijd

Slide 12 - Quizvraag

Naast dat we afstand moeten houden, moeten veel van ons ook nog binnen blijven.

Welk signaalwoord zie je?
A
binnen
B
moeten
C
blijven
D
ook

Slide 13 - Quizvraag

Buiten is het ijskoud, toch is het hier binnen lekker warm.

Welk verband herken je hier?
A
samenvatting
B
doel-middel
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag

Buiten is het ijskoud, toch is het hier binnen lekker warm.

Welk signaalwoord zie je?
A
koel
B
lekker
C
toch
D
is

Slide 15 - Quizvraag

Kortom, blijf binnen en was je handen regelmatig.

Welk verband herken je hier?

Slide 16 - Open vraag

Net zoals China, kent ook Noord-Korea delen die in lockdown zijn.
Welk verband herken je hier?

Slide 17 - Open vraag

Opsomming
A
Hoewel hij arm is, leidt hij een heel gelukkig leven.
B
We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.
C
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie.
D
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.

Slide 18 - Quizvraag

Tegenstelling
A
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
B
Als ik naar school ga moet ik eerst met de metro naar Zuid, dan met de bus naar Hoofddorp en dan nog een stukje fietsen.
C
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verder zou ik graag een ander thema willen kiezen.
D
Mijn moeder maakt graag Italiaanse gerechten zoals pasta en pizza.

Slide 19 - Quizvraag

tijd
A
Door een hevige sneeuwbui was de helft van de weg ingestort.
B
Het is goed dat de Europese landen een verbod op zeehondenbont hebben ingevoerd, omdat de zeehondenjacht in Canada maar blijft doorgaan.
C
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
D
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

Slide 20 - Quizvraag

reden-oorzaak-gevolg
A
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op zijn werk en miste hij een belangrijke afspraak.
B
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen.Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar ontzettend veel cd’s voor heel lage prijzen worden aangeboden.
C
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
D
Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Jorrit wilde niet naar het bos en Anke wilde niet naar het strand. Kortom, we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.

Slide 21 - Quizvraag

voorbeeld
A
Voor een voetbalwedstrijd heb je goede conditie nodig, daarom train ik iedere week twee keer.
B
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
C
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
D
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten.

Slide 22 - Quizvraag

voorwaarde
A
Steeds meer mensen uit Barendrecht gaan tijdens de ochtendspits niet meer met de auto Rotterdam in. Dit komt doordat de nieuwe sneltram je in een kwartiertje probleemloos naar het centrum van de stad brengt.
B
Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
C
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten.
D
In Nederland zijn de snelwegen overvol. Hetzelfde zie je in alle landen van West-Europa.

Slide 23 - Quizvraag

Vergelijking
A
Kortom, al is er heel wat aan te merken op de geloofwaardigheid van het verhaal, de manier waarop de personages zijn neergezet en de speciale effecten, toch zullen veel kijkers van deze bijzondere film kunnen genieten.
B
Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen, omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel.
C
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
D
Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.

Slide 24 - Quizvraag

reden, oorzaak, gevolg
A
Als je in de zomer weer met je vrienden op vakantie wilt gaan, heb je veel geld nodig. Je moet dus gaan werken.
B
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.
C
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
D
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

Slide 25 - Quizvraag

doel-middel
A
Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
B
Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen, omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel.
C
Op mijn school zijn de regels dit jaar een stuk strenger geworden. Hetzelfde is gebeurd op de school van mijn zus.
D
Kaartjes voor popconcerten zijn de laatste jaren enorm gestegen. Maar de tickets voor de bioscoop of het theater zijn nauwelijks duurder

Slide 26 - Quizvraag

samenvatting
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. De meningen zijn dus nogal verdeeld.
D
Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.

Slide 27 - Quizvraag

conclusie
A
Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.
B
Op mijn school zijn de regels dit jaar een stuk strenger geworden. Hetzelfde is gebeurd op de school van mijn zus.
C
Kortom, al is er heel wat aan te merken op de geloofwaardigheid van het verhaal, de manier waarop de personages zijn neergezet en de speciale effecten, toch zullen veel kijkers van deze bijzondere film kunnen genieten.
D
We hebben Jan de Ried aangenomen vanwege zijn kennis van de markt. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.

Slide 28 - Quizvraag

4 havo- 11 november
  • journaal
  • herhaling H6 en functiewoorden
  • afspraak toets leesvaardigheid
  • oefenen: leesvaardigheid 

Slide 29 - Tekstslide

Schrijf twee alinea's over een onderwerp uit het journaal.
Gebruik daarbij de tip op blz. 51 uit je oefenboek.

Let op: maak gebruik van signaalwoorden .

Slide 30 - Tekstslide

functiewoorden
Een functiewoord kondigt de functie van een alinea aan. De schrijver vertelt je dan letterlijk wat je in de komende alinea kunt verwachten.
Voorbeeld: 
Zodra je in het slot van een tekst het woord 'conclusie' leest, dan is 'conclusie' de functie van de slotalinea.

Slide 31 - Tekstslide

Functiewoorden
Veel gebruikte functiewoorden zijn:
aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote,
argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring

Vaak geeft de schrijver het functiewoord niet, maar moet je de functie van de alinea zelf bepalen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide