Les 4 Kinderziekten Jacqueline

kinderziekten les 3
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

kinderziekten les 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet de oorzaak, kenmerken en gevolgen      van: Difterie, Tetanus, Polio en MenC
 
- Je legt uit waar vaccinaties voor zijn

- Je weet tegen welke ziektes er  
    vaccinaties zijn

- Je legt uit hoe je informatie aan ouders/ verzorgers geeft in je rol als pedagogisch medewerker 

Slide 2 - Tekstslide

Planning
1. Woordenlijst 
2. Verschil bacterie en virus
3. Terugblik kinderziekten 
3. Test je kennis
4. Vaccineren stellingen
5. Informatie vaccinatie en afkortingen ( RIVM)
6. Debatteren




Slide 3 - Tekstslide

woordenlijst kinderziekten
• de vaccinatie – Een prik met een vaccin om je te beschermen tegen een bepaalde ziekte.
• vaccineren – Het toedienen van een vaccin om iemand immuun te maken tegen een ziekte.
• de voordelen – De positieve effecten of gunstige gevolgen van iets.
• de nadelen – De negatieve effecten of ongunstige gevolgen van iets.
• de oorzaak – De reden waardoor iets gebeurt.
• het gevolg – Datgene wat gebeurt als reactie op een oorzaak.
• de bacterie – Een klein, eencellig organisme dat ziekten kan veroorzaken, maar ook nuttig kan zijn.
• het virus – Een klein deeltje dat zich kan vermenigvuldigen in levende cellen en ziekten kan veroorzaken.
• functioneren – Werken of goed in staat zijn om iets te doen.
• disfunctioneren – Niet goed werken of niet naar behoren functioneren.
• de symptomen – De kenmerken of signalen van een ziekte, zoals koorts of hoesten.
• het eczeem – Een huidziekte met roodheid, jeuk en soms schilfers of blaasjes.
• nuttig – Bruikbaar of van waarde voor iets.
• het afweersysteem – Het verdedigingssysteem van het lichaam tegen ziektes en schadelijke stoffen.
de antistoffen – Stoffen in het bloed die helpen om ziekteverwekkers te bestrijden.
• de incubatietijd – De tijd tussen de besmetting en het moment dat iemand ziek wordt.
• het immuunsysteem – Het geheel van processen en cellen in het lichaam dat beschermt tegen ziektes.
• immuniteit – De weerstand tegen een ziekte, waardoor je niet (of minder snel) ziek wordt.



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Spruw herken je aan een witte tong
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Bij deze ziekte zie je: wondjes, rode plekjes of blaasjes met
gele korstjes rond de neus en mond.
A
de bof
B
de mazelen
C
krentenbaard
D
vijfde ziekte

Slide 8 - Quizvraag

Waterpokken kunnen voor littekens zorgen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Roodvonk verloopt meestal mild en er is geen vaccin voor
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 10 - Quizvraag

Welke kenmerken passen bij kinkhoest?
A
rode vlekken op de wangen
B
hevige hoestaanvallen en kortademig
C
huidschilfers
D
blaasjes en korstjes op de huid

Slide 11 - Quizvraag

Van pneumokokken kunnen kinderen hersenvliesontsteking krijgen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Kinderen met de bof hebben een dikke gezwollen wang
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer heeft antibiotica zin?
A
Als een kind een virus heeft
B
Als een kind een bacterie heeft

Slide 14 - Quizvraag

Welke ziekte zou je kunnen hebben als je de volgende verschijnselen hebt: Koorts, hoesten, een loopneus, een oogontsteking, braken en uitslag
A
Spruw
B
Krentenbaard
C
Kinkhoest
D
Mazelen

Slide 15 - Quizvraag

Rode hond is gevaarlijk voor zwangere vrouwen
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat hoort waarbij?
Ziekte+ omschrijving+ foto's = Klaar!
Jullie hebben allemaal een onderdeel van de opdracht. Voeg de 3 onderdelen samen, help elkaar, controleer en leer!

Slide 17 - Tekstslide

Vaccineren

Slide 18 - Tekstslide

Vaccineren: wat weet je ervan en hoe denk je erover?

Slide 19 - Woordweb

In tweetallen of alleen
Bekijk de 2 filmpjes over vaccineren in Nederland  
en schrijf de voordelen en de nadelen op van vaccineren op het werkblad.

Klaar? Op de website van het Rijksvaccinatieprogramma staat een planning van wanneer de kinderen hun vaccinatie kunnen krijgen en welke dat zijn.
Lees deze goed door en maak een afkortingenlijst met de ziekte erachter

Gebruik de volgende site:
https://rijksvaccinatieprogramma.nl/infectieziekten
timer
15:00
Klassikaal 
Nabespreken

Slide 20 - Tekstslide


Worden kinderen voor alle kinderziektes gevaccineerd/ ingeënt?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Vaccinatie
Voor sommige ziekten is een hoge vaccinatiegraad nodig. 

Voor mazelen is een vaccinatiegraad van 95% nodig. 

Als meer dan 95% is ingeënt kan de ziekte zich niet meer verspreiden.

Slide 24 - Tekstslide

Vaccinatie:

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Filmpjes

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Link

Slide 30 - Video

Stellingen
We schuiven de tafels en stoelen aan de kant.

Loop naar LINKS als je het eens bent met de stelling (VOOR)

Loop naar RECHTS als je het oneens bent met de stelling (TEGEN)

Slide 31 - Tekstslide

Vaccineren moet verplicht worden

Slide 32 - Tekstslide

Kinderen die niet gevaccineerd zijn mogen niet naar de kinderopvang

Slide 33 - Tekstslide


Ik mag mijn eigen mening geven tegen ouders/ verzorgers over vaccineren

Slide 34 - Tekstslide

Zou jij als ouder je kind wel/ niet laten vaccineren?

Slide 35 - Open vraag

Wat denk jij????



Wat wordt er van jouw verwacht als pedagogisch medewerker m.b.t. het informeren van ouders/ verzorgers over vaccineren??

Slide 36 - Tekstslide

Afsluitende Test

Slide 37 - Tekstslide

Waar staat 'BMR' voor in de BMR vaccinatie?
A
Buikgriep, mazelen en roodvonk
B
Bof, meningokokken en rode hond
C
Bof, mazelen en rode hond

Slide 38 - Quizvraag

De D in DKTP staat voor
A
droge hoest
B
depressie
C
darmkanker
D
difterie

Slide 39 - Quizvraag

een DKTP vaccinatie is voor kinkhoest?
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Sleep de kinderziektes naar de bijbehorende inenting
DKTP
BMR
Difterie
Kinkhoest
Rode hond
Tetanus
Polio
Bof
Mazelen

Slide 41 - Sleepvraag

Lesdoelen
- Je kan 5 kinderziektes herkennen en benoemen

- Je legt uit waar vaccinaties voor zijn

- Je weet tegen welke ziektes er  
    vaccinaties zijn

- Je legt uit hoe je informatie aan ouders/ verzorgers geeft in je rol als pedagogisch medewerker 

Slide 42 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
0100

Slide 43 - Poll