1.2 Rivieren: de invloed van de mens

1.2 Rivieren: de invloed van de mens - 1
Wat zie je hier?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.2 Rivieren: de invloed van de mens - 1
Wat zie je hier?

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG
- dwarsprofiel van de rivier
- aanpassingen in de rivier door de mens (+ aanpassing in het stroomgebied door de mens)
- zelfstandig werken
Lesdoel: je begrijpt welke ingrepen de mens heeft gedaan in de loop én het stroomgebied van de rivier en welke gevolgen deze ingrepen hebben.

Slide 2 - Tekstslide

1.2 Rivieren: de invloed van de mens

Vorige lessen: natuurlijke rivieren. 
Processen: erosie, transport, sedimentatie, meanderen, vlechten

Slide 3 - Tekstslide

1.2 Rivieren: de invloed van de mens
Ingrepen van de mens:
1) kanaliseren door recht te trekken en toevoeging stuwen + sluizen -> bevaarbaarheid hoog
2) bedijken en toevoegen kribben -> meanderen voorkomen, vaargeul diep houden


Slide 4 - Tekstslide

Hoe werkt: kanaliseren

  • Bochten afsnijden: hogere stroomsnelheid
  • Stuwen en sluizen: regelen waterstand

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt: een stuw?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe werkt: bedijken?
Aanleg of verzwaring van dijken.

Gevolg:
-> sedimentatie in winterbed
-> ophoging rivier
-> verhoging dijken 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt? een uiterwaard
Gebied tussen zomer- en winterdijk: 
Mag overstromen bij piekafvoer
gebruikt voor weiland en bijvoorbeeld campings of natuur

Bebouwen? 
geen overstromings-mogelijkheid voor de rivier
bewoners zijn dan "buitendijks"


Slide 8 - Tekstslide

Winterbed
Buitendijks
Zomerbed
Binnendijks
Uiterwaarde
Zomerdijk
winterdijk

Slide 9 - Sleepvraag

Herhaling
Vul de tekst aan (gebruik 1.1 en 1.2):

In de (1)......... van de rivier is een hoge stroomsnelheid. In de (2)......... vindt veel sedimentatie plaats. Het (3).......... van een rivier is hoger in de winter dan in de zomer. Deze verschillen noemen we het (4)......... . Dijken direct langs de rivier heten (5)........., en bij hoogwater worden de (6)......... gebruikt. Het gebied dat soms kan overstromen heten de (7).......... 

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling
Vul de tekst aan:

In de (1) bovenloop van de rivier is een hoge stroomsnelheid. In de (2) benedenloop vindt veel sedimentatie plaats. Het (3) debiet van een rivier is hoger in de winter dan in de zomer. Deze verschillen noemen we het (4) regiem . Dijken direct langs de rivier heten (5) zomerdijken, en bij hoogwater worden de (6) winterdijken gebruikt. Het gebied dat soms kan overstromen heten de (7) uiterwaarden

Slide 11 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet deze dijk?

Slide 12 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet deze dijk?

Winterdijk

Slide 13 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet deze dijk?

Slide 14 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet deze dijk?

Zomerdijk

Slide 15 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet dit gebied?


Slide 16 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Hoe heet dit gebied?

winterbed

Slide 17 - Tekstslide

Dwarsprofiel van de rivier

Slide 18 - Tekstslide

Krib(ben)
Houdt rivier in midden van stroomgeul
houdt de rivier bevaarbaar
Meanderen wordt voorkomen

Slide 19 - Tekstslide

1.2 Rivieren: de invloed van de mens - 2
Lesdoel: je begrijpt welke ingrepen de mens heeft gedaan in de loop én het stroomgebied van de rivier en welke gevolgen deze ingrepen hebben.
+ start met ruimte voor de rivier

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling 4.1
Debiet op z'n hoogst
Gemengde rivier
Groot verval
Bij-, zij- en hoofdrivier
Verval per km
Reliëf in het landschap
Bovenloop
Verhang
Gelijkmatig regiem
Piekafvoer
Waterscheiding
Stroomstelsel

Slide 21 - Sleepvraag

In welke landen ligt het stroomgebied van de Rijn?
Herhaling 4.1
Herhaling 4.1
A
Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk, Kroatië.
B
Duitsland, Polen, Tsjechië, Oostenrijk.
C
Zwitserland, Duitsland, Nederland, Tsjechië.
D
Frankrijk, Zwitserland, Luxemburg, België.

Slide 22 - Quizvraag

4.2: Wat zijn 2 functies van Kribben?

Slide 23 - Open vraag

4.2: Geef twee redenen waarom de bochten uit de rivier zijn gehaald

Slide 24 - Open vraag

4.2: De mensen die in de Flevopolder wonen doen dit..
A
Binnendijks
B
Buitendijks

Slide 25 - Quizvraag

4.2 De uiterwaard bevindt zich
A
binnendijks
B
aan de rivierkant van de winterdijk
C
in het zomerbed
D
tussen de kribben

Slide 26 - Quizvraag

4.2 Als we meer steden bouwen, wordt de vertragingstijd
A
langer
B
korter

Slide 27 - Quizvraag

De vertragingstijd
De tijd die een (regen)druppel erover doet om de rivier te bereiken.

Deze tijd is lang als de druppel de bodem intrekt en in het grondwater komt en als grondwater langzaam naar de rivier stroomt.

De tijd is kort als er veel beton is en de druppel niet de grond in kan, dan stroomt het via riolering naar de rivier.

Slide 28 - Tekstslide

Neerslag
oppervlaktewater
infiltratie
grondwater


fossiel water

Slide 29 - Tekstslide

Bodemsoorten 
  • Klei=afgezet door langzaam stromend water. 
  • Zand=afgezet door stromend water met iets hogere stroomsnelheid.



Slide 30 - Tekstslide

Bodemsoorten 
  • Veen  = door sedimentatie van dode plantenresten ontstaan. 
  • Löss = aangevoerd door de wind en erg vruchtbaar




Slide 31 - Tekstslide

Oppervlaktewater
In het westen wordt, doordat grondsoorten als veen en klei er voorkomen, veel gebruik gemaakt van oppervlaktewater. Dit wordt soms gemengd met duinwater. (infiltratie)

Waarom wordt er geen grondwater gebruikt in het westen?
Het westen ligt grotendeels beneden NAP, het grondwater is te zout.

Slide 32 - Tekstslide

Wat deed de mens?
Ontbossen: 
  • weghalen van bomen
  • weilanden opofferen voor huizen

Verstenen:
  • huizen bouwen
  • straten aanleggen
  • riolering aanleggen

Slide 33 - Tekstslide

Verstedelijking
Verstening/verharding = groter oppervlakte straten, wegen en bebouwing.

-> kortere vertragingstijd en piekafvoer 
Piekafvoer
Een grote hoeveelheid water in een korte tijd in de rivier

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het doel van
het NK tegelwippen?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide