Darius (16) groeit op in een onrustige wijk. Dagelijks is er wel iets
aan de hand waarbij de politie moet ingrijpen. Op verjaardagen en
tijdens uitgaan hoort hij zijn vrienden en familieleden praten over altijd
“strapped zijn, want je weet maar nooit”. Darius voelt zich hierdoor
onveilig en onzeker. Nadat hij tijdens het voetballen tegen het been
van een tegenstander trapt, ontstaat er een gevecht. Na afloop van de
wedstrijd dreigen de tegenstanders dat ze hem “kapot gaan maken”.
Darius voelt zich steeds onveiliger en wil het gevoel hebben dat hij
zichzelf kan verdedigen als het nodig is. Via via kan hij aan een vlindermes komen dat hij nu altijd bij zich draagt.
Op een middag wordt hij inderdaad opgewacht, en begint de groep op
hem in te slaan. Darius grijpt naar zijn mes en steekt om zich heen.
Hij raakt een vijftienjarige jongen, die vervolgens gedeeltelijk verlamd
raakt.