In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Grammatica zinsdelen
Voorzetselvoorwerp
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
Aan het einde van de les:
- weet je wat een voorzetselvoorwerp is en kun je dit vinden in een zin; - herken je het verschil tussen een voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Slide 2 - Tekstslide
Je hebt aantekeningen gemaakt over het voorzetselvoorwerp. Wat is het voorzetselvoorwerp? Hoe herken je het?
Slide 3 - Open vraag
Het voorzetselvoorwerp is altijd figuurlijk.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
In een zin kan meer dan één voorzetselvoorwerp staan.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Van harte gefeliciteerd met je verjaardag! Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
Van harte gefeliciteerd
B
Van, met
C
Van harte gefeliciteerd met
D
met je verjaardag!
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een voorzetselvoorwerp?
A
Een woord waar een voorzetsel voor staat.
B
Een onderwerp dat met een voorzetsel begint.
C
Een zinsdeel dat begint met een vz en dat 'vast' bij een ww hoort.
D
Een zinsdeel waar een voorzetsel in staat.
Slide 8 - Quizvraag
Aantekening aanvullen
We vullen met elkaar je aantekeningen over het voorzetselvoorwerp aan n.a.v. de quizvragen.
Slide 9 - Tekstslide
VV of BWB?
Een voorzetselvoorwerp heb je enkel als het om een vast voorzetsel gaat. Is het voorzetsel niet vast, dan is het zinsdeel een bijwoordelijke bepaling.
Ik ben niet zo vertrouwd met deze methode. = VV
Met dit verhaal bracht hij iedereen aan het lachen. = BWB
Slide 10 - Tekstslide
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Opa moest heel hard lachen om die grap.
We hopen op een mooie zomer.
Jan had zin in de toetsweek.
De bus naar Parijs wacht al een uur op Rick.
Ze reed met haar auto het bos in.
Laten we maar met de trein naar Amsterdam gaan.
Peter is opgegroeid in Amsterdam.
Slide 11 - Sleepvraag
Opdracht maken blz. 59
Opdracht 3: zin 1 + 2 maken
Opdracht 4: zin 1 + 2 maken
Klaar? Werken aan het huiswerk: opdracht 6 blz. 59 (alles door elkaar)
timer
10:00
Slide 12 - Tekstslide
Antwoorden opdracht 3 - zin 1
Vanaf de zijlijn / spoorde / de coach / het team / aan / tot betere prestaties.
ow = de coach
wg = spoorde aan
lv = het team
vv = tot betere prestaties
Slide 13 - Tekstslide
Antwoorden opdracht 3 - zin 2
2 Morgen / gaat / de lerares / haar klas / een beetje / op de toets / voorbereiden.
ow = de lerares
wg = gaat voorbereiden
lv = haar klas
vv = op de toets
Slide 14 - Tekstslide
Antwoorden opdracht 4 - zin 1
1 Over de winstcijfers van het bedrijf / leken / de aandeelhouders / zeer tevreden.
ow = de aandeelhouders
ng = leken [zeer tevreden]
vv = Over de winstcijfers van het bedrijf
Slide 15 - Tekstslide
Antwoorden opdracht 4 - zin 2
2 Zou / de huidige directeur / erg gehecht / zijn / aan dit schilderij van de oprichter?
ow = de huidige directeur
ng = Zou [erg gehecht] zijn
vv = aan dit schilderij van de oprichter
Slide 16 - Tekstslide
Huiswerk
Huiswerk voor donderdag 27 mei Maken opdracht 6 op blz. 59 (alles door elkaar)
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.