Like & as goede versie

LIKE / AS
3kgt/3h 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

LIKE / AS
3kgt/3h 

Slide 1 - Tekstslide

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken 

Ze kunnen allebei "als, zoals" betekenen

Slide 2 - Tekstslide

LIKE
Like wordt vaak gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon, ding of dier iets doet.
- Hoe een persoon, ding of dier eruit ziet.
Like wordt vaak gebruikt na werkwoorden zoals taste, look, sound, smell en feel. 


Slide 3 - Tekstslide

Like gebruik je voor vergelijkingen waarbij je figuurlijk iets bedoelt. In het Nederlands kun je bijvoorbeeld zeggen: het past als gegoten. In het Engels zou je dan zeggen: it fits like a glove (Het past als een handschoen.). Je bedoelt niet dat het écht zo is, maar het lijkt er wel op

Slide 4 - Tekstslide

As
As gebruik je voor bijzinnen om te zeggen dat je iets op een vergelijkbare manier doet en in combinatie met voorzetsels.

Met as praat je over een beroep van iemand of de functie van iets. Ook wordt het gebruikt om de tijd waarin iets gebeurt aan te geven


Slide 5 - Tekstslide

As
Soms gebruik je twee keer "(not) as" in een zin als je twee dingen, mensen of dieren wilt vergelijken

This dog is as sweet as that cat
Her room is as big as my house


Slide 6 - Tekstslide

Like & As
Het kan wel eens voorkomen dat je zowel as als like kan gebruiken. De betekenis verandert dan alleen.
Je gebruikt as + een zelfstandig naamwoord om te praten over iemand zijn rol en of baan. Als je in dezelfde situatie like gebruikt, dan verandert de betekenis naar "net als" of "op dezelfde manier"

As your best friend, I'll always tell you the truth (de spreker is jouw beste vriend)
Like your best friend, I'll always tell you the truth (de spreker wil jouw beste vriend zijn of zich hetzelfde gedragen)
I work as a programmer (de spreker is een programmer)
I work like a programmar (de spreker werkt op dezelfde manier zoals een programmer dat doet)

Slide 7 - Tekstslide

Met like maak je een vergelijking, het is dus NIET ECHT zo. 
  • Casey eats like a horse. 
  • My sister eats like a bird.  
  • My new shoes fit like a glove. 
  • The boxer went out like a candle.  

Met as praat je over een beroep van iemand of de functie van iets (+ bijzinnen)
  • She works as a secretary.  
  • He makes his money as a taxi driver. 
  • When I go fishing, I use worms as bait. 
  • My neighbour works as a soldier in Afghanistan. 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
Like:
She cycles like a professional. (figuurlijk, hoe iets gedaan wordt)
She is acting like a queen. (figuurlijk, hoe iets gedaan wordt)
As:
As in the past year, I am going to France. (bijzin, vergelijkbare manier)
I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

Slide 9 - Tekstslide


He cooks ______ a chef.
A
like
B
as

Slide 10 - Quizvraag

He is working ______ a supervisor.
A
like
B
as

Slide 11 - Quizvraag

He speaks ____ a native speaker.
A
Like
B
As

Slide 12 - Quizvraag

Please don't use my plate ____ an ashtray.
A
Like
B
As

Slide 13 - Quizvraag

She is ...... tall.....her mum
A
like, like
B
as, as
C
like, as
D
as, like

Slide 14 - Quizvraag

____ a parent, please let me tell you...
A
Like
B
As

Slide 15 - Quizvraag

I look ____ my father.
A
Like
B
As

Slide 16 - Quizvraag

She looks ___ her mother.
A
As
B
Like

Slide 17 - Quizvraag

He was appointed ___ a teacher at our school.
A
As
B
Like

Slide 18 - Quizvraag

She looks ____ an angel.
A
As
B
Like

Slide 19 - Quizvraag

___ I told you before, you have to come to work on time.
A
As
B
Like

Slide 20 - Quizvraag

My brother is not ___ me.
A
As
B
Like

Slide 21 - Quizvraag

Alan qualified ___ an engineer and now works in France.
A
As
B
Like

Slide 22 - Quizvraag

She can swim ___ a fish.
A
As
B
Like

Slide 23 - Quizvraag

She did the work ___ she promised.
A
As
B
Like

Slide 24 - Quizvraag

___ you can see, this is the most beautiful car in the shop.
A
As
B
Like

Slide 25 - Quizvraag

She looks ____ a princess in her beautiful dress.
A
As
B
Like

Slide 26 - Quizvraag

___ expected, he got the highest score.
A
As
B
Like

Slide 27 - Quizvraag

When he saw the police, he ran ___ lightning.
A
As
B
Like

Slide 28 - Quizvraag

Don't behave ____ a child.
A
As
B
Like

Slide 29 - Quizvraag

___ a child, I was afraid of the dark.
A
As
B
Like

Slide 30 - Quizvraag

I have never heard a story __ this one before.

Slide 31 - Open vraag

Can you be ___ kind as your sister?

Slide 32 - Open vraag

He looks very much ___ his grandfather.

Slide 33 - Open vraag

I don't like roles ___ the one I got in the play.

Slide 34 - Open vraag

___ you can imagine, I couldn't convince him.

Slide 35 - Open vraag

She looks ____ a superstar in her new outfit.

Slide 36 - Open vraag

I want to join the company ___ a manager.

Slide 37 - Open vraag

I hate him just __ much as you do.

Slide 38 - Open vraag

Here are some tips how to write ___ a professional.

Slide 39 - Open vraag

I used a tea towel _____ an oven glove and I burned it.

Slide 40 - Open vraag

I bought a tea towel, just ___ that one over there.

Slide 41 - Open vraag

Your perfume smells ___ flowers.

Slide 42 - Open vraag

During the Corona crisis she had to cut her children's hair, just ___ a hairdresser

Slide 43 - Open vraag