Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag
Slide 2 - Tekstslide
"Alles wat een mens of dier doet, is gedrag. Bijvoorbeeld lachen en naar iets kijken. Ook geluiden maken, slapen of zelfs gewoon stilstaan zijn gedrag."
Slide 3 - Tekstslide
Wat is gedrag?
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen. Die handelingen hebben samen een doel.
Het jachtgedrag van de lynx bestaat uit een serie handelingen.
Het doel is eten om in leven te blijven.
Slide 4 - Tekstslide
Gedragsketen
Verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling.
Het effect van spieden = een prooi opmerken. Leidt tot de volgende handeling: Sluiplopen.
Gedragsketen = als het effect van de ene handeling leidt tot een volgende handeling.
Slide 5 - Tekstslide
Reageren
Een prikkel is een invloed van de omgeving op een organisme.
Licht
Geluid
Geur
Smaak
Warmte
Kou
Druk
Aanraking
Slide 6 - Tekstslide
Reageren
Zintuigen reageren op prikkels door impulsen naar de hersenen te sturen.
Bij het reageren sturen de hersenen een impuls naar de spieren.
Slide 7 - Tekstslide
Reageren
Voorbeeld:
Het meisje vindt een leuk filmpje op YouTube.
In haar hersenen worde ze zich bewust van die prikkel.
Ze reageert op de prikkel: ze gaat er goed voor zitten, klikt de video aan en kijkt ernaar.
Er gaan dan dus impulsen naar haar spieren
De reactie op een prikkel = een respons
Slide 8 - Tekstslide
Verschillende soorten prikkels
Er bestaan verschillende soorten prikkels.
Honger is een prikkel die in het lichaam ontstaat = inwendige prikkel
Andere prikkels komen van buiten het lichaam = uitwendige prikkel. Deze neem je waar via je zintuigen.
Slide 9 - Tekstslide
Motivatie
Motivatie = de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.
Als je veel hebt gegeten, is je motivatie om te eten laag.
De prikkel "ruiken van friet" leidt dan niet tot eetgedrag.
Bij honger is je motivatie om te eten hoog.
Dan leidt de prikkel wel tot een respons.
Slide 10 - Tekstslide
Aangeboren of aangeleerd
Gedrag is voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd.
Zuigen aan de tepel van de moeder is aangeboren gedrag.
Een peuter die met een lepel kan eten is aangeleerd gedrag.
Slide 11 - Tekstslide
Sociaal gedrag
Bij veel dieren en mensen wordt gedrag beïnvloed door soortgenoten. Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag.
Een handeling van een dier (of mens) is een prikkel voor een handeling van een soortgenoot.
Slide 12 - Tekstslide
Sociaal gedrag
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.
Zwaaien is een signaal aan een soortgenoot.
Signalen -> communiceren
Voorbeelden bij mensen:
Lichaamshouding, gebaren en taal.
Voorbeelden bij dieren:
Kleur, geluiden en geur.
Slide 13 - Tekstslide
Gedrag van mensen
Mensen denken na over hun gedrag en ze beoordelen het gedrag van anderen. Dieren doen dat niet.
Waarden zijn de dingen die mensen belangrijk vinden in het leven:
Eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, vrijheid
Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je eraan moet houden:
Je mat niet stelen (gebaseerd op de waarde "eerlijkheid")
Slide 14 - Tekstslide
Signaal met meerdere betekenissen
Een hand opsteken is een signaal. Dit kan verschillende betekenissen hebben.
Je kijkt naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding.
Slide 15 - Tekstslide
Observatie en interpretatie
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt = observatie.
"De hond beweegt zijn staart op en neer"
Wat jij DENKT dat dit gedrag betekent = interpretatie.