H3.2 - Nederland en Europa

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

3.2 - Nederland en Europa

1588 - 1795

3.2 - Nederland en Europa

Leerdoelen

Les 1

1. Je kunt beschrijven hoe de economie bloeide in Nederland in de 17e eeuw.
2. Je weet hoe Nederlandse steden groeiden.
3. Je weet hoe regels voor oorlogen ontstonden.
4. Je weet hoe Nederland oorlog voerde met omringende landen.

Gouden Eeuw

Gouden eeuw: de Republiek was het rijkste land van Europa in de 17e eeuw. 

Door handel kon er veel geld verdiend worden

-> moedernegotie (= oostzeehandel)

De Republiek  werd stapelplaats voor graan.

Handelskapitalisme: handelaren wilden winst maken en deze winst herinvesteren in nieuwe projecten

Groeiende steden

Bloeiende economie -> veel werkgelegenheid -> groei van steden -> wereldeconomie

Amsterdam was meest de verstedelijkte plaats van Europa. 

Grachtengordel in Amsterdam als voorbeeld van een explosieve groei. 

3.2 - Nederland en Europa

1. Je weet hoe regels voor oorlogen ontstonden
2. Je weet hoe Nederland oorlog voerde met omringende landen

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:

1. handelskapitalisme
2. stapelmarkt
3. VOC-principe
4. pakhuispolitiek

Wat hoort niet bij de Gouden Eeuw?

1. Bloei in de kunst
2. Bloei in de wetenschap
3. Groeiende handel en industrie
4. Groeiende handel en nijverheid

Regels voor oorlog

Door de welvaart was er een groot huurleger    -> 1648: Vrede van Münster

Volkenrecht: regels tussen landen

Hugo de Groot: je mag alleen oorlog voeren voor zelfverdediging of een andere goede reden -> oorlogsrecht

De zee is van niemand, dus iedereen mag daar gebruik van maken

Republiek in oorlog

1672

Rampjaar

Vier vijanden tegelijk vallen Nederland aan: Engeland, Frankrijk, Münster (DUI) en Keulen (DUI)

Willem III wordt stadhouder van Republiek

1689: Willem III verdrijft Fra en sluit zich aan bij Engeland

Aan de slag!

Aan de slag!

1. Lees de kopjes 'Gouden Eeuw' en 'groeiende steden' van paragraaf 3.2 

2. Maak vragen 1, 2, 4 en 5 van 3.2 uit het werkboek. 

3. Klaar? Maak alvast de opdrachten 6 t/m 9