cursus 3.2 deel 1

cursus 3.2 De Romeinse samenleving
Deel 1
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

cursus 3.2 De Romeinse samenleving
Deel 1

Slide 1 - Tekstslide


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?

Slide 2 - Tekstslide


Het Romeinse Rijk groeit!

Wat begon als een kleine stad groeit in een 
paar eeuwen uit tot een enorm rijk.
Legeraanvoerders, zoals Julius Caesar, 
veroveren grote delen van Europa.

Op deze kaart zie je de veroveringen tussen 500 v. Chr. tot ongeveer 40 v. Chr.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Het Romeinse Keizerrijk

(27 v. Chr. -  476 n. Chr.)

Rome zal meer dan 500 jaar een keizerrijk zijn,
waarover ongeveer 80 keizers hebben geregeerd.

Slide 5 - Tekstslide


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. Toen besloten de keizers om geen gebieden meer te veroveren.
Mare Nostrum, onze zee. Zo noemden de Romeinen de Middellandse Zee.
Germania, zoals onze streek door de Romeinen werd genoemd, bestond uit: Germania Inferior (Laag Germanië) en Germania Superior (Hoog Germanië).
Gallia (Gallië), het huidige Frankrijk, werd door Julius Caesar veroverd. Zijn aanzien steeg hierdoor enorm. De hele oorlog kostte het leven aan meer dan een miljoen Galliërs, en nog een miljoen werden tot slaaf gemaakt. Caesar heeft de oorlog beschreven in het boek Verslagen over de Gallische Oorlog, waarin hij hier en daar wel een beetje overdrijft...vooral over zichzelf.
Met de verovering van Egypte hadden de Romeinen hun voedseltekort in delen van het Romeinse Rijk opgelost: het land werd de graanschuur van Rome.

Slide 6 - Tekstslide

Limes


Na de dood van Ceasar veroveren de Romeinen de laatste gebieden van hun enorme rijk. Ze maken vaak gebruik van natuurlijke grenzen zoals: zeeën, rivieren, bergen en woestijnen.
Maar als het nodig is bouwen ze een versterkte grens met wachttorens en forten. Zo'n grens heet limes

Slide 7 - Tekstslide


De Limes in Nederland


In Nederland is de grens van het Romeinse Rijk de rivier Rijn. 
Langs deze rivier bouwen de Romeinen forten en wachttorens.

Vanaf de grens kunnen ze de stammen in het noorden van het Rijk 
in de gaten houden, maar óók handel met ze drijven.

Slide 8 - Tekstslide


De Limes in Nederland


In Nederland is de grens van het Romeinse Rijk de rivier Rijn. Langs deze rivier bouwen de Romeinen forten en wachttorens.

Vanaf de grens kunnen ze de stammen in het noorden van het Rijk in de gaten houden, maar óók handel met ze drijven.
Bij Nijmegen (Noviamagus) en Xanten (Castra Vetera) lagen castra. Een castra is een groot fort, meestal voor een legioen. Dit was een leger van ongeveer 6000 soldaten.
Bij Utrecht (Trajectum) lag een castellum. Een castellum is een klein fort, meestal voor een cohort. Dit was een leger van ongeveer 600 soldaten.
De wachttoren die je bij de vorige slide zag, stond bij Vechten (Fectio)
De Tubanten (Tubanti) waren Germanen die in het oosten van het huidige Nederland woonden. De naam kom je tegenwoordig in dit gebied nog regelmatig tegen: de naam Twente is er van afgeleid, net als de naam van de regionale krant Tubantia.
De Bataven woonden in het gebied rond de grote rivieren. Dit gebied heet tegenwoordig de Betuwe, en vermoedelijk komt de naam van de Bataven

Slide 9 - Tekstslide

De limes was een natuurlijke grens
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Voorbeelden van natuurlijke grenzen zijn:
A
Bergen, rivieren en forten
B
Forten, woestijnen en zeeën
C
Rivieren, woestijnen en zeeën
D
Forten, woestijnen en bergen

Slide 11 - Quizvraag

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 12 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 13 - Open vraag