In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
B3: Horen en zien
Slide 1 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
voorkennis bs1 + bs2
uitleg bs3 + bs4
fact check
opdrachten maken
exit ticket
Slide 2 - Tekstslide
B3: Horen en zien
Leerdoelen
Ik kan de delen van het oor benoemen met hun functie
Ik kan de bouw en werking van het oog beschrijven
Slide 3 - Tekstslide
In welke laag zitten de tastzintuigen?
A
Kiemlaag
B
Opperhuid
C
Hoornlaag
D
Lederhuid
Slide 4 - Quizvraag
Horen
Slide 5 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de oren
Evenwichtsorgaan en gehoororgaan
Trommelvlies wordt in trilling gebracht door geluid
Slide 6 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de oren
Trommelvlies geeft trilling door aan gehoorbeentjes - vloeistof in slakkenhuis
In slakkenhuis zitten de zintuigcellen!
Slide 7 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de oren
Buis van eustachius is verbonden met keelholte
Dit zorgt ervoor dat de trommelvlies goed kan blijven trillen
Slide 8 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Door de pupil komt licht het oog binnen
Achter de pupil ligt de lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
Slide 9 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Het oog bestaat uit drie lagen:
harde oogvlies
vaatvlies
netvlies
Slide 10 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
In het netvlies ligt de gele vlek: hiermee kun je het scherpst zien
De plek waar de oogzenuw het oog verlaat is de blinde vlek
Slide 11 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De bouw van de ogen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De pupilrelfex
Regelt de hoeveelheid licht die het oog binnen valt
Slide 15 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
De lens kan boller en platter worden, zodat het licht precies op het netvlies valt
Slide 16 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
Bijziend: ziet dichtbij scherp. De lens is te bol of de oogbol is te lang
Verziend: ziet in de verte scherp. De lens is te plat of de oogbol te kort
Slide 17 - Tekstslide
B3: Horen en zien
De werking van de ogen
Bijziend: ziet dichtbij scherp
negatieve bril nodig
Verziend: ziet in de verte scherp
positieve bril nodig
Slide 18 - Tekstslide
Het zenuwstelsel
Centrale zenuwstelsel = hersenen en ruggenmerg
Zenuwen; verbinden centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen
Slide 19 - Tekstslide
Het centrale zenuwstelsel
Hersenen
Ruggenmerg
Slide 20 - Tekstslide
Zenuwcellen
Zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen
Zenuwcel: cellichaam en uitlopers
Cellichamen liggen in of vlak bij centrale zenuwstelsel
Uitlopers: geleiden de impulsen (naar en van het cellichaam), doorgeven aan andere zenuwcellen, heel lang
Impulsen gaan via 1000-den uitlopers tegelijk, deze liggen in een zenuw.
Elke uitloper is omgeven door een laagje isolatie, om een zenuw een stevige laag.
Slide 21 - Tekstslide
Zenuwcellen
Er zijn drie verschillende type zenuwcellen:
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Schakelcel
Slide 22 - Tekstslide
Reflex (en reflexboog)
Reflexboog
Reflex
Slide 23 - Tekstslide
Hoe heet onderdeel 4?
Slide 24 - Open vraag
Bij fel licht is de pupil...
A
klein
B
groot
Slide 25 - Quizvraag
B3: Horen en zien
Leerdoelen
Ik kan de delen van het oor benoemen met hun functie
Ik kan de bouw en werking van het oog beschrijven
B3: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, verdieping: 9, 10
Slide 26 - Tekstslide
Wat is de functie van het netvlies?
A
Het oog voorzien van voedingsstoffen
B
Het licht omzetten in een impuls
C
Zorgen dat je scherp ziet
D
De impulsen vervoeren naar de hersenen?
Slide 27 - Quizvraag
Jan-Klaas zit altijd achterin de klas, maar hij kan het bord niet goed zien? Hij gaat naar de opticien om zijn ogen op te laten meten. Wat zal de opticien tegen hem zeggen en hem adviseren?
Slide 28 - Open vraag
Hoe heet onderdeel 4?
Slide 29 - Open vraag
Barbara heeft bruine ogen. Dat komt doordat haar pupillen bruingekleurd zijn.