Les 01-03-2021, herhaling 5.1 en 5.2

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Tekstslide

Premie Zvw € 1.332, zorgtoeslag € 732, eigen bijdrage ziektekosten € 220, onverzekerde ziektekosten: € 498.
Hoe hoog zijn de totale ziektekosten?
A
€1.332,00
B
€1.318,00
C
€2.782,00
D
€1.450,00

Slide 2 - Quizvraag

Opdracht
Je brutoloon is € 2.400. Daarop wordt € 210 aan loonbelasting ingehouden en € 95 aan sociale premies. Je krijgt een reiskostenvergoeding van € 80. Bereken je nettoloon.

Slide 3 - Open vraag

Uitwerking
Nettoloon = brutoloon – inhoudingen

€ 2.400 - € 210 - € 95 + € 80 = €2.175,00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen:
1. Alles van paragraaf 5.1 en 5.2

HUISWERK: Alle opdrachten van 5.1 en 5.2

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 5.1

Slide 6 - Tekstslide

Noem de lagen van de overheid.

Slide 7 - Open vraag

De overheid
= meestal het Rijk = centrale overheid

Wie vormt het rijk? De ministers 
--> Tweede Kamer moet de plannen van ministers goedkeuren en controleren --> de leden van Tweede Kamer worden gekozen door burgers

Slide 8 - Tekstslide

1. De overheid - gemeente
De overheid die het dichtst bij je staat = de gemeente

Wat regel je bij de gemeente?
  • bromfietsrijbewijs
  • paspoort
  • verhuizing
  • verantwoordelijk voor jeugd- en ouderenzorg

Slide 9 - Tekstslide

2. De overheid - provincie
De provincie = verantwoordelijk voor de indeling van het grondgebied.

Wat regelt de provincie?
  • Uitbreiden van steden en dorpen
  • Ruimte voor bedrijventerrein
  • Natuur- en recreatiegebieden 

Slide 10 - Tekstslide

3. De overheid - waterschappen
= beheren het water in hun gebied.

Wat regelt de waterschappen?
  • maatregelen tegen overstromingen
  • zuivering van het afvalwater

Slide 11 - Tekstslide

De overheid bestaat uit het rijk en de provincies, juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een ambtenaar is ...
A
iemand die met zijn handen werkt.
B
iemand die in de Tweede Kamer werkt.
C
iemand die voor de overheid werkt.
D
iemand die een ambt vervuld.

Slide 13 - Quizvraag

Paragraaf 5.2

Slide 14 - Tekstslide

Collectieve sector en particuliere sector
Collectieve sector
Overheid en sociale zekerheid instellingen waar iedereen gebruik van kan maken.

Particuliere sector
Bedrijven, willen goederen en diensten verkopen om winst te maken.

Slide 15 - Tekstslide

Collectieve sector

Slide 16 - Tekstslide

Solidariteitsbeginsel

Slide 17 - Tekstslide

Solidariteitsbeginsel
  • = iedereen moet een gedeelte van het inkomen af staan voor mensen met een laag of geen inkomen

Slide 18 - Tekstslide

Collectieve sector zorgt voor
  • productie van de overheid
  • de sociale zekerheid

Slide 19 - Tekstslide

Wie betaalt mee aan de collectieve sector?
A
niet betlastingbetalers
B
Belastingbetalers

Slide 20 - Quizvraag

Privatisering
Verkoop van een dienst of activiteit van de overheid aan een bedrijf in de particuliere sector.

Waarom?
  • overheid verwacht betere kwaliteit of lagere prijs
  • overheid vindt het niet meer nodig om zelf te doenen

Slide 21 - Tekstslide

Kartel vs Fusie

Slide 22 - Tekstslide

Wet Productaansprakelijkheid
Een product moet normaal functioneren: het moet een deugdelijk product zijn.

Gaat je product stuk en ontstaat er schade dan heb je recht op een vergoeding van de fabrikant.

Slide 23 - Tekstslide

Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector.
collectieve sector
particuliere sector

Slide 24 - Sleepvraag

Wat zijn kenmerken van de collectieve sector? Kies het juiste antwoord.
A
Bedrijven willen winst maken
B
Collectief wordt betaald door overheid met belastinggeld
C
Bedrijven zijn geprivatiseerd
D
Producten en diensten zijn gratis

Slide 25 - Quizvraag

HUISWERK
GA AAN DE SLAG MET 5.1 EN 5.2

Slide 26 - Tekstslide