Introductieles

Kennismaken

A - Dag, hoe gaat het?
B - Goed, hoor. En met jou?
A - Dag, hoe is het?
B - Prima, en met jou?
A - Alles goed met jou?
B - Ja, prima en met jou?
A - Alles goed met jullie?
B - Ja hoor, helemaal goed.  
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kennismaken

A - Dag, hoe gaat het?
B - Goed, hoor. En met jou?
A - Dag, hoe is het?
B - Prima, en met jou?
A - Alles goed met jou?
B - Ja, prima en met jou?
A - Alles goed met jullie?
B - Ja hoor, helemaal goed.  

Slide 1 - Tekstslide

Dit is mijn gezin. 
Olaf 


Lucie

Freya 
Casper 
Nala

Slide 2 - Tekstslide

Dit ben ik 
Ik ben 43 jaar. 
Dit is Casper. 
Hij is 45 jaar. 

Dit is Freya. 
Zij is 12 jaar. 

Slide 3 - Tekstslide

Wie ben jij? 
Hoe oud ben jij? 

Ik ben ... 
Ik ben ... jaar. 

Wie is dit? 
Dit is ... 
Hij is ...
Wie is dit? 
Dit is ...
Zij is ... 

Slide 4 - Tekstslide

1. Pak je telefoon. 
2. Kies een foto. 
3. Wie is dit? 
    Hoe oud is hij/zij?

Slide 5 - Tekstslide

Dit is mijn familie.
Ruben 


Marije 
Papa en mama. 

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb een broer. 
Hij heet Ruben. 
Hij is 47 jaar. 
Hij woont in Dubai. 

Ik heb een zus. 
Zij heet Marije. 
Zij is 45 jaar. 
Zij woont in Friesland. 

Slide 7 - Tekstslide

Heb jij broers en zussen? 

Hoe oud zijn ze? 

Waar wonen ze?

Slide 8 - Tekstslide

Lucie klimt.                                    Casper tennist. 
Olaf speelt voetbal.                      Ik hou van yoga en dansen.
Freya speelt volleybal.

Slide 9 - Tekstslide

Welke sporten ken je? 

Slide 10 - Tekstslide

Ik woon in Den Haag. 

Ik kom uit Groningen. 

Slide 11 - Tekstslide

Waar woon je? 
- Ik woon in ...


Waar kom je vandaan? 
- Ik kom uit ...

Slide 12 - Tekstslide

Ik woon in Den Haag. 
Hij woont in Den Haag. 
Zij woont in Den Haag.
Wij wonen in Den Haag. 


Ik kom uit Turkije. 
Hij komt uit Syrie.
Zij komt uit Griekenland.
Wij komen uit Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Ik drink koffie. 
Zij drinkt  water. 
Hij drinkt  sap. 
Hij drinkt water.
Wij drinken water. 

Slide 14 - Tekstslide